• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Het is een noodlottig kenteken van deze tijd, om evenals de zedenleer, ook de grondslagen van het rechtswezen en de rechtspleging van het ware geloof aan God en van de geopenbaarde geboden Gods meer en meer los te maken.

Wij denken hier vooral aan het zogenaamde natuurrecht, dat door de vinger van den Schepper zelf in de tafelen van het mensenhart werd geschreven Vgl. Rom. 2, 14. v. en door het gezonde, niet door zonde en hartstocht verblinde verstand van deze tafelen kan worden afgelezen. leder positief recht, van welken wetgever het ook afkomstig moge zijn, kan op zijn zedelijk gehalte en dus ook op zijn zedelijke autoriteit en het verplichten van de gewetens, getoetst worden aan de geboden van dit natuurrecht. Menselijke wetten, die met het natuurrecht in onoverbrugbare tegenspraak staan, lijden aan een aangeboren euvel, dat geen dwangmiddel, geen uiterlijke wetsontplooiing kan genezen. Met deze maatstaf moet ook het beginsel: "Recht is, wat voor het volk nuttig is" gemeten worden. Weliswaar kan aan de zin een juiste betekenis worden gegeven, wanneer men aanneemt, dat iets wat zedelijk ongeoorloofd is, nooit in staat is het ware welzijn van het volk te dienen. Intussen heeft reeds het oude heidendom erkend, dat de zin, om volkomen juist te zijn, eigenlijk omgekeerd moet worden en moet luiden: "Nooit is iets nuttig, wanneer het niet tevens zedelijk goed is. En niet, omdat het nuttig is, is het zedelijk goed, maar omdat het zedelijk goed is, is het ook nuttig" Cicero, De Officiis. 3, 30. Losgemaakt van deze regel der moraal zou dit beginsel in het internationale leven de eeuwige oorlogstoestand tussen de verschillende naties betekenen. In het leven van iedere staat afzonderlijk loochent hij, door overwegingen van nuttigheid en van recht met elkaar te vermengen, het fundamentele feit, dat de mens, als persoonlijkheid, door God gegeven rechten bezit, die gevrijwaard moeten blijven tegen iedere inbreuk van de kant der gemeenschap, die ten doel heeft deze rechten te loochenen, op te heffen of krachteloos te maken. Door het miskennen van deze waarheid vergeet men, dat het ware algemene welzijn tenslotte bepaald en erkend wordt uit de natuur van den mens met haar harmonisch evenwicht tussen persoonlijk recht en sociale verplichtingen, evenals uit het door diezelfde menselijke natuur bepaalde doel der gemeenschap. De gemeenschap is door den Schepper gewild als middel tot volle ontplooiing van de persoonlijke en sociale talenten die ieder afzonderlijk, gevend en nemend, tot welzijn van zichzelf en anderen productief moet maken. Ook die meer omvattende en hogere waarden, die niet door het individu, doch slechts door de gemeenschap verwezenlijkt kunnen worden, zijn door den Schepper tenslotte ter wille van den mens gewild, tot zijn natuurlijke en bovennatuurlijke ontwikkeling en voltooiing. Het afwijken van deze orde rukt aan de steunpilaren, waarop de gemeenschap rust en brengt daardoor rust, veiligheid, ja, het voortbestaan in gevaar.

De gelovige mens heeft een onvervreemdbaar recht, zijn geloof te belijden en het te beleven in vormen die met zijn aard overeenstemmen. Wetten, die het belijden en beleven van dit geloof onderdrukken of bemoeilijken, zijn met de natuurwet in tegenspraak.

Consciëntieuze, zich van hun plicht als opvoeders bewuste ouders hebben een eerste en oorspronkelijk recht, de opvoeding van de hun door God geschonken kinderen in de geest van het ware Geloof en in overeenstemming met zijn grondbeginselen en voorschriften te bepalen. Wetten of andere maatregelen, die deze wil van de ouders, hun door het natuurrecht gegeven, in schoolkwesties uitschakelen, of door bedreiging en dwang machteloos maken, zijn in tegenspraak met het natuurrecht en zijn in hun diepste en laatste kern onzedelijk.

De Kerk, die door God is aangesteld het Goddelijk natuurrecht te beschermen en uit te leggen, kan daarom niet anders doen dan de schoolinschrijvingen van het jongste verleden, die hebben plaats gehad in een toestand van algemeen bekende onvrijheid, te verklaren voor een product van dwang, waaraan ieder rechtskarakter ontbreekt.

Document

Naam: MIT BRENNENDER SORGE
De Katholieke Kerk in het Duitse Rijk
Soort: Paus Pius XI - Encycliek
Auteur: Paus Pius XI
Datum: 14 maart 1937
Copyrights: © 1937, R.K. Werkliedenverbond
Bewerkt: 14 oktober 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test