H. Paus Johannes Paulus II - 26 september 1980
Het is goed dat wij onze werkzaamheden beginnen met binnen te dringen in het binnenste of, om zo te zeggen, het hart van het priesterlijk gebed dat door Christus werd uitgesproken. Wij weten wel hoe belangrijk het ogenblik was waarop Hij de woorden van dit gebed uitsprak. Luisteren wij echter hoe diep, ernstig en verheven de inhoud ervan is: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn zoals Wij' (Joh. 17, 11).
Wanneer de kerk voor haar eenheid bidt, neemt zij eenvoudig haar toevlucht tot deze zelfde woorden; met deze zelfde woorden bidden wij voor de eenheid der christenen. Dezelfde gebruiken wij om van de Vader in Christus' naam de eenheid af te smeken, die wij moeten bereiken in de vergadering van de bisschoppensynode welke vandaag na een lange en nauwgezette voorbereiding haar werk begint; een werk, waarvan het onderwerp de taken van het christelijk gezin zijn.
Deze synode heeft derhalve het voornemen alle gezinnen het aandeel duidelijk te maken dat zij hebben in de zending van de Kerk. Deze deelneming brengt tevens met zich mee en vereist, dat het eigen doel van het gezin zo volledig mogelijk tot verwezenlijking wordt gebracht. Wij verlangen namelijk in de werkzaamheden van deze synodevergadering opnieuw de rijke leer te vernemen van het Tweede Vaticaans Concilie ten aanzien van de waarheden over het gezin, welke het uiteen heeft gezet en ten aanzien van de manier waarop het gezin zelf het Concilie naar de praktijk van het leven heeft vertaald. Het is beslist noodzakelijk dat de christelijke gezinnen hun plaats in dit belangrijke werk vinden. Vooral om dit zeer belangrijke doel te bereiken wil de synode hun hulp bieden.
Geliefde broeders en zusters, wij zullen u dankbaar zijn wanneer u tijdens de werkzaamheden van deze synode waaraan wij ons krachtens ons bisschoppelijke en pastorale ambt gaan wijden, met ons in zekere zin die 'gaven' van uw situatie en roeping wilt delen, althans dat u het getuigenis van uw tegenwoordigheid en uw ervaring zult geven, welke berust op de heiligheid van dit grote sacrament als op hun fundament; dat sacrament dat u eigen is: wij bedoelen het sacrament van het huwelijk.
In het Evangelie van de liturgie van vandaag spreekt de Zoon de Vader aldus toe: 'de boodschap die Gij Mij hebt meegedeeld, heb Ik hun meegedeeld, en zij hebben ze aangenomen ... en zij hebben geloofd dat Gij Mij hebt gezonden ... AI het mijne is van U en het uwe is van Mij' (Joh. 17, 8-10).
Weerklinkt in de harten van de mensen van iedere generatie de gedachte van dit gesprek niet als een echo?
Verbinden deze woorden niet als het ware krachtig de geschiedenis van elk gezin, en door het gezin die van iedere mens?
Voelen wij ons, door deze woorden aangezet, niet nauwer verbonden met de zending van Christus zelf: van Christus als priester, profeet, en koning? Ontstaat het gezin niet uit het eigen wezen van deze zending?
Deze offergave en deze eredienst zijn een bewijs dat u deel hebt aan het koninklijk priesterschap van Christus .. Dat wordt echter niet anders uitgeoefend dan door te gehoorzamen aan de aansporende woorden die God, de Schepper en Vader, heeft gesproken; want in de eerste lezing, ontleend aan het boek Deuteronomium, wordt het volgende gezegd: 'het woord is dichtbij u, in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen' (Deut. 30, 14).
Christus echter bidt aldus voor zijn leerlingen: 'Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad ... Wijd hen U toe in de waarheid ... omwille van hen wijd Ik Mij aan U, opdat ook zij in waarheid aan U toegewijd mogen zijn' (Joh. 17, 15-19).
Ziehier hoe het woord Gods dat in de lezing van vandaag wordt verkondigd, de plichten beschrijft, die wij aan de christelijke gezinnen in de kerk en in de wereld van deze tijd moeten voorstellen. Het zijn de volgende:
Moge de H. Geest al onze werkzaamheden tijdens deze bijeenkomst die vandaag begint, leiden en ondersteunen!
Het is voorzeker goed dat dit begin plaats vindt met de woorden die aan het hart van het grote priesterlijke gebed van Christus zijn ontleend; het is goed dat wij deze vergadering beginnen met de viering van de Eucharistie.
Heel het werk echter dat wij in de komende dagen zullen verrichten zal niets anders zijn dan een dienst te bewijzen aan de mensen: dat wil zeggen aan onze broeders en zusters, echtgenoten en ouders, jongeren jongens en meisjes, generaties van mensen, gezinnen ...
aan allen aan wie Christus de Vader heeft geopenbaard
en allen, die de Vader 'uit de wereld' aan Christus heeft gegeven, die zegt:
'Ik bid voor hen ... voor hen die Gij Mij gegeven hebt, omdat zij U toebehoren' (Joh. 17, 9).