Paus Benedictus XVI - 12 september 2006
De ethiek van de wetenschappelijkheid - u heeft er op gewezen, Rector Magnificus - bestaat trouwens in de wil tot gehoorzaamheid tegenover de waarheid, en is in zoverre uitdrukking van een grondhouding, die tot de wezenlijke besluiten van het christelijke behoort. Het gaat niet om het intrekken daarvan, er is geen negatieve kritiek bedoeld, maar het gaat om een uitbreiding van het begrip en gebruik van de rede. Want bij alle vreugde over de nieuwe mogelijkheden van de mens zien we ook de bedreigingen, die uit al deze mogelijkheden opkomen, en we moeten ons afvragen, hoe wij die kunnen beheersen.
We kunnen dit alleen wanneer rede en geloof zich op een nieuwe wijze met elkaar verzoenen; wanneer wij de zelf opgelegde beperking van de rede tot het in experimenten falsifieerbare kunnen overwinnen en de rede weer haar gehele reikwijdte ontsluiten. In deze zin behoort de theologie niet alleen als een historische- en menswetenschappelijke discipline tot de universiteit, maar hoort zij als eigenlijke theologie, als vragen naar de rede van het geloof, deel te nemen aan de brede dialoog van de wetenschappen.