Paus Pius XII - 24 december 1940
KERSTBOODSCHAP 1940 | |||
► | De nieuwe ordening | ||
► | Wat de Kerk niet en wat zij wel daarbij kan doen |
Onder de tegenovergestelde systemen, die aan de tijd gebonden en van de tijd afhankelijk zijn, kan de Kerk niet geroepen zijn om voor een richting meer dan voor een andere partij te kiezen. Binnen de omvang van de voor alle plaatsen en tijden geldende waarde van de goddelijke wet, wier gezag niet alleen voor de enkelingen maar ook voor de volken van kracht is, is er ruime plaats en vrijheid van beweging voor de meest uiteenlopende vormen van politieke opvattingen, terwijl het praktisch belijden van het ene politiek systeem of het andere in ruime en niet zelden beslissende mate afhangt van omstandigheden en oorzaken, die op zich beschouwd buiten het doel en de actie van de Kerk liggen. Als bewaarster en verkondigster der beginselen van geloof en zedenleer, heeft zij maar één verlangen, namelijk: met de haar ten dienste staande opvoedende en godsdienstige middelen aan alle volken zonder uitzondering te brengen de zuivere bron van het erfgoed en de waarden van het christelijke leven, opdat elk volk, op de wijze die met zijn bijzondere aard overeenkomt, van de zedelijk godsdienstige kennis en stuwende krachten gebruik make om een van menselijk standpunt waardige en geestelijk hoogstaande gemeenschap op te bouwen, die een bron is van waarachtig welzijn.
Meer dan eens heeft de Kerk voor doven moeten preken. Maar nu preekt de harde werkelijkheid op haar beurt, en op haar luiden roep: Erudimini, Leert openen zich oren, die tot nu toe voor de moederlijke stem van Christus bruid gesloten waren. Tijden van allerlei nood zijn dikwijls meer dan tijden van welvaart, rijk aan ware en diepe lessen, juist zoals de smart dikwijls een leermeesteres is die meer bereikt dan het gemakkelijk verworven succes. Tantummodo sola vexatio intellectum dabit auditui. (Jes. 28, 19, "Slechts de tuchtiging alleen zal de prediking doen verstaan"). Wij hopen dan ook in God, dat de ganse mensheid, zowel als ieder volk afzonderlijk, na deze smartvolle en bloedige leerschool te hebben doorgemaakt, wijzer, ervarener en rijper daaruit te voorschijn zal treden. Dat zij met klare ogen de waarheid zal weten te onderscheiden van den bedrieglijke schijn, dat zij haar oor zal openen om met aandacht te luisteren naar de stem van de rede - zij moge aangenaam zijn of niet -, en haar oor zal sluiten voor de zinloze retorica der dwaling; dat zij zich men overtuiging zal vormen, gebaseerd op de werkelijkheid; dat zij met ernst de verwerkelijking van recht en gerechtigheid ter hand zal nemen, niet alleen wanneer het er om gaat de vervulling te eisen van eigen aanspraken, maar ook wanneer men moet voldoen aan de gerechte aanspraken van anderen.
Alleen met zulke zielsgesteltenissen zal men aan de verleidelijke uitdrukking "nieuwe ordening" een mooie, waardige, onwankelbare inhoud kunnen geven, een inhoud die gedragen wordt door de wetten der zedelijkheid. Zo alleen zal het gevaar vermeden worden, dat begrip "nieuwe ordening" om te vormen tot een zuiver uitwendig mechanisme, dat wordt opgelegd met geweld, zonder oprechtheid, zonder volledige instemming, zonder vreugde, zonder vrede, zonder waardigheid, zonder innerlijke waarde. Dan alleen kan men aan de mensheid geven een nieuwe hoop, die de ongerustheid, wegneemt, een doel, dat aan haar edele aspiraties beantwoordt. Dan zal verdwijnen de chronische tweedracht, die thans op de wereld weegt: een macht, die nu eens in het geheim, dan weer openlijk haar neerdrukkend en vernietigend werk verricht.