• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

OM VAN MARIA HET JUISTE BIDDEN TE LEREN
Tijdens de H. Mis op de Kapelplatz voor de gedachteniskapel in Altötting

De lezingen van deze Votiefmis van de H. Maagd Maria zijn:

Handelingen van de Apostelen 1, 12 - 14
Antwoordpsalm uit Psalm 88 (89), 2
Evanglie volgens Johannes 2, 1 - 11

Dierbare broeders in het priesterschap en in het bisschopsambt!
Dierbare zusters en broeders!

In de lezing, de antwoordpsalm en het Evangelie van deze dag komen we Maria, de Moeder van de Heer, drie keer tegen in gebed, telkens op een andere manier. In de Handelingen van de Apostelen treffen we haar temidden van de gemeenschap van de leerlingen die bijeengekomen zijn in de zaal van het Avondmaal en die nu de Heer aanroepen die opgestegen is naar de Vader, dat Hij zijn belofte zou vervullen: "Gij zult over enkele dagen gedoopt worden met de heilige Geest" (Hand. 1, 5). Maria leidt de wordende Kerk in het gebed, zij is als het ware de biddende Kerk in persoon. En zo staat zij met de grote gemeenschap van de heiligen als hun middelpunt nog altijd voor God, en bidt voor ons, bidt haar Zoon dat Hij de Kerk en de wereld opnieuw zijn Geest wil zenden en het aanschijn der aarde vernieuwt.

Wij hebben op de lezing geantwoord door met Maria het grote loflied te zingen dat zij heeft aangeheven toen Elisabeth haar vanwege haar geloof had zalig geprezen. Het is een gebed van dank, van vreugde om God, van lofprijzing. De grondtoon van dit lied wordt meteen in het eerste woord al aangegeven: mijn ziel verheerlijkt de Heer, letterlijk: maakt Hem groot, God "groot maken", Hem verheerlijken, wil zeggen: Hem ruimte geven in de wereld, in eigen leven, Hem binnenlaten in onze tijd en in ons handelen - daarin bestaat het diepste wezen van het juiste bidden. Waar God groot wordt, wordt de mens niet klein: daar wordt ook de mens groot en de wereld wordt helder en klaar.
Tenslotte: in het Evangelie richt Maria een verzoek aan Jezus ten gunste van vrienden die in verlegenheid geraakt zijn. Op het eerste gezicht kan dit een heel menselijk gesprek lijken tussen moeder en zoon, en het is ook een diep menselijk gesprek. Maria spreekt Jezus niet gewoon aan als een mens op wiens verbeelding en hulpvaardigheid zij zou willen steunen. Zij vertrouwt menselijke nood aan zijn macht toe - een macht die boven menselijk kunnen en in staat zijn uitgaat. Daarom zien wij haar in het gesprek met Jezus toch als biddende, als voorsprekende Moeder.

Het is de moeite waard zich in dit Evangelie wat meer te verdiepen: om Jezus en Maria beter te begrijpen, maar juist ook om van Maria het juiste bidden te leren. Maria richt eigenlijk geen verzoek aan Jezus; zij zegt Hem alleen: "Zij hebben geen wijn meer" (Joh. 2, 3). Bruiloften duurden in het Heilige Land een week lang; het hele dorp deed mee, en er waren dan ook grote hoeveelheden wijn nodig. Maar nu is het bruidspaar in verlegenheid, en Maria zegt heel gewoon tegen Jezus. Zij vraagt niet om iets bepaalds, en al helemaal niet dat Hij zijn Macht wil uitoefenen, een wonder wil doen en wijn wil maken. Zij vertrouwt Jezus gewoon de kwestie toe en laat het aan Hem over, wat Hij ermee doet.

Zo zien we in de eenvoudige woorden van de Moeder van Jezus twee dingen: Van de ene kant haar liefdevolle zorg voor de mensen, haar moederlijke waakzaamheid waardoor zij oog heeft voor de nood van de anderen; wij zien haar hartelijke goedheid en haar hulpvaardigheid. Naar deze Moeder pelgrimeren de mensen hier naar Altötting al generaties lang. Haar vertrouwen wij onze zorgen en noden toe. De helpende goedheid van de Moeder aan wie wij ons toevertrouwen: hier zien we haar voor het eerst in de heilige Schrift.

Maar bij dit eerste en ons allen vertrouwde aspect voegt zich nog een tweede, dat we gemakkelijk over het hoofd zien: Maria laat alles over aan de Heer. Zij heeft in Nazareth haar wil in de wil van God gevoegd: "Zie, de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord" (Lc. 1, 38). Dat is haar blijvende fundamentele houding, en zo leert zij ons bidden: niet onze wil en onze wensen - hoe belangrijk en hoe begrijpelijk zij voor ons ook mogen zijn - willen doorzetten ten overstaan van God, maar ze aan Hem overgeven en aan Hem overlaten wat Hij zal doen. Van Maria leren wij de helpende goedheid, maar ook de nederigheid en de grote bereidheid om Gods wil te aanvaarden en Hem te vertrouwen, Hem te geloven dat zijn antwoord, hoe dat ook zal zijn, voor ons, voor mij het werkelijk goede is.

Het gedrag en de woorden van Maria kunnen we, denk ik, heel goed begrijpen. Des te moeilijker valt het ons het antwoord van Jezus te verstaan. De manier alleen al waarop Hij haar aanspreekt, bevalt ons niet: "Vrouw" (Joh. 2, 4) - waarom zegt Hij niet: "Moeder"? Deze manier van aanspreken echter, geeft uitdrukking aan de plaats van Maria in de heilsgeschiedenis. Zij wijst vooruit naar het uur van de kruisiging, waarin Jezus tot haar zal zeggen: Vrouw, ziedaar uw zoon, zoon ziedaar uw Moeder. Zij wijst vooruit naar het uur waarin Hij de vrouw, zijn Moeder, tot Moeder maakt van alle leerlingen. En zij wijst ook terug, naar het verhaal van de schepping van Eva. Adam zag dat hij als mens in de Schepping met al haar rijkdom alleen was. Dan wordt Eva geschapen, en heeft hij de gezelling gevonden waarop hij wachtte en die hij naam gaf met het woord "vrouw". Zo staat Maria als de nieuwe, de uiteindelijke vrouw in het Johannesevangelie, als de gezellin van de verlosser, als onze Moeder. De schijnbaar afwijzende manier van aanspreken drukt in feite de grootheid uit van haar blijvende zending.
Maar wat Jezus vervolgens in Kana tegen Maria zegt, bevalt ons nog minder: "Vrouw, is dat soms uw zaak?". Letterlijk staat er: "Vrouw, wat hebben wij met elkaar? Nog is mijn uur niet gekomen" Vgl. Joh. 2, 4 . Wij zouden daar tegenin willen brengen: Veel hebt U met haar! Ze heeft U vlees en bloed gegeven, uw Lichaam. En niet alleen uw Lichaam, ze heeft U gedragen met haar jawoord dat uit haar hart kwam, en ze heeft u met moederlijke liefde binnengeleid en binnengeleefd in het leven, en in de gemeenschap van het volk Israël. Als wij zo met Jezus spreken, zijn we echter al op weg om zijn antwoord te verstaan.

Want dat alles moet ons eraan herinneren dat er bij de menswording van Jezus twee dialogen zijn die bij elkaar horen en die met elkaar tot één enkele samensmelten. Allereerst is er de dialoog die Maria met de aartsengel Gabriël voert en waarin zij zegt: "Mij geschiede naar uw woord" (Lc. 1, 38). Maar daarnaast is er een parallelle dialoog die zich om zo te zeggen in God zelf voltrekt, waarover de brief aan de Hebreeën ons verhaalt, waar deze zegt dat de woorden van Psalm 40 als het ware tot een gesprek tussen de Vader en de Zoon zijn geworden, waarin de menswording zich ontvouwt. De eeuwige Zoon zegt tot de Vader: "Slachtoffers en gaven hebt gij niet gewild, maar Gij hebt voor Mij een lichaam bereid... Hier ben ik... om uw wil te doen" (Hebr. 10, 5-7)(Ps. 40, 7-9). Het jawoord van de Zoon: "Hier ben Ik... om uw wil te doen", en het jawoord van Maria: "Mij geschiede naar uw woord" - dit dubbele jawoord wordt tot één enkel jawoord, en zo wordt het Woord vlees in Maria. In dit dubbele jawoord neemt de gehoorzaamheid van de Zoon het lichaam aan en schenkt Maria Hem met haar jawoord het lichaam.

"Vrouw, wat hebben wij met elkaar?" Wat zij ten diepste met elkaar hebben, is dit dubbele jawoord, in het samenvallen waarvan zich de menswording heeft voltrokken. Met zijn antwoord brengt de Heer haar bij dit punt van hun diepste eenheid met elkaar, daarheen verwijst Hij zijn Moeder. Daar, in het gemeenschappelijke 'ja' tegen de wil van de Vader, bevindt zich de oplossing. Ook wij moeten steeds opnieuw leren naar dit punt te gaan: daar ontstaat antwoord op onze vragen.

Van daaruit verstaan wij nu ook de tweede zin van het antwoord van Jezus: "Nog is mijn uur niet gekomen". Jezus handelt niet op eigen initiatief en nooit om naar buiten toe te bevallen. Hij handelt altijd vanuit de Vader, en juist dat verenigt Hem met Maria, want juist daarin, in deze eenheid van wil met de Vader wilde zij haar verzoek leggen. Daarom kan zij naar het ogenschijnlijk zo afwijzende antwoord van Jezus tot onze verbazing eenvoudigweg tegen de dienaars zeggen: "Doet maar, wat Hij u zeggen zal" (Joh. 2, 5).

Jezus verricht geen wonder, speelt niet met zijn macht in iets wat eigenlijk een privé aangelegenheid is. Nee, Hij verricht een teken waarmee Hij zijn uur aankondigt, het uur van de Bruiloft, het uur van de vereniging van God en mens. Hij "maakt" niet zomaar wijn, maar Hij verandert de menselijke bruiloft in een beeld van het goddelijke bruiloftsfeest, waar de Vader toe uitnodigt door de Zoon, en waarop Hij de volheid van het goede schenkt, waarnaar de overvloed aan wijn verwijst. De bruiloft wordt tot het beeld van dat moment waarop Jezus de liefde tot het uiterste opvoert, het toelaat dat zijn lichaam wordt opengescheurd, en zich zo voor goed aan ons wegschenkt, zich met ons verenigt - Bruiloft tussen God en mens. Het uur van het kruis, het uur waaruit het Sacrament voortkomt, waarin Hij zich werkelijk met vlees en bloed aan ons geeft - dat is het uur van de Bruiloft. En zo wordt op waarachtig goddelijke manier zowel de nood van het ogenblik gelenigd als ook de aanvankelijke vraag ver overstegen. Jezus' uur is nog niet gekomen, maar in de verandering van water in wijn, in het teken van de feestelijke gave, anticipeert Jezus nu reeds op zijn uur.

Zijn "uur" is het Kruis. Zijn uiteindelijke uur is zijn wederkomst. Steeds anticipeert Hij juist ook op dit uiteindelijke uur in de Eucharistie, waarin Hij altijd nu reeds komt. En steeds opnieuw doet Hij het op voorbede van zijn Moeder, op voorbede van de Kerk, die Hem in de eucharistische gebeden aanroept: Kom, Heer Jezus! In het hooggebed bidt de Kerk Hem steeds opnieuw om dit anticiperen op het uur - juist opdat Hij nu reeds komt en zich aan ons schenkt.

Laten we ons dan door Maria, door de Genademoeder van Altötting, door de Moeder van alle gelovigen naar het uur van Jezus laten brengen. Bidden wij Hem dat Hij ons geeft Hem steeds meer te kennen en te verstaan. En laten we het ontvangen niet beperkten tot het moment van de communie. Hij blijft aanwezig in de heilige Hostie en wacht steeds op ons. De aanbidding van de Heer in de Eucharistie heeft in Altötting een nieuwe plaats gevonden in de oude Schatkamer. Maria en Jezus horen bij elkaar. Samen met haar willen wij met de Heer in gesprek blijven en Hem zo beter leren ontvangen. Heilige Moeder van God, bid voor ons, zoals u in Kana voor het bruidspaar hebt gebeden. Leid ons naar Jezus, steeds weer opnieuw.

Amen.

Document

Naam: OM VAN MARIA HET JUISTE BIDDEN TE LEREN
Tijdens de H. Mis op de Kapelplatz voor de gedachteniskapel in Altötting
Soort: Paus Benedictus XVI - Homilie
Auteur: Paus Benedictus XVI
Datum: 11 september 2006
Copyrights: © 2006, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling, alineanummering en -indeling: Past. Chr. van Buijtenen, pr.
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test