Paus Benedictus XVI - 11 september 2006
Lieve vrienden,
We zijn hier in de bedevaartsplaats Altötting in de basiliek van de H. Anna, tegenover het heiligdom van haar dochter, de Moeder van de Heer, bijeengekomen - seminaristen op weg naar het priesterschap, priesters, religieuzen, medewerkers voor het roepingenpastoraat - , om onze roeping voor Jezus Christus bevragen te laten en bij de heilige Anna, in wier huis de grootste roeping uit de heilsgeschiedenis gegroeid is, onze roeping te leren. Maria ontving haar roeping uit de mond van de Engel. In ons huis komt de engel niet zichtbaar binnen, maar met ieder van ons heeft de Heer Zijn plan. En ieder van ons wordt bij zijn naam geroepen. Zo is het onze opdracht, luisterend te worden, in staat om Zijn roepstem te horen, moedig en trouw te worden, opdat we het volgen en aan het einde als betrouwbare knechten gevonden te worden, die terecht met de hun toevertrouwde gaven gewerkt hebben. Wij weten dat de Heer arbeiders zoekt voor Zijn oogst. Hij heeft zelf gezegd: "De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vragen we daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders voor Zijn oogst zal zenden." (Mt. 9, 37-38). Daartoe hebben we ons hier verzameld, om dit gebed tot de Heer van de oogst op te laten gaan. Ja, de oogst van de Heer is groot en wacht op de arbeiders - in de zogenaamde Derde Wereld, in Latijns-Amerika, in Afrika, in Azië wachten de mensen op herauten, die hun het Evangelie van vrede, de boodschap van de mensgeworden Zoon van God brengen. En ook in het zogenaamde Westen, bij ons in Duitsland als ook in het uitgebreide Rusland geldt dat de oogst groot kan zijn. Maar het ontbreekt aan de mensen, die bereid zijn zich tot oogstarbeiders voor God te maken. Er zijn nu zoals toen, - destijds was de Heer door medelijden bewogen over de mensen, die als schapen zonder herder leken, - mensen , die zeker alle mogelijkheden kenden, maar niet konden zien, hoe hun leven goed in te richten. Heer, zie neer op de nood van dit moment, die de herauten van uw Evangelie nodig heeft, getuigen voor U, wegwijzers naar het "leven in overvloed"! Zie de wereld en laat U zich ook nu door medelijden bewogen zijn! Zie naar de wereld en zendt arbeiders! Met deze vraag kloppen we aan de deur van God. Maar met deze bede klopt dan de Heer ook aan ons eigen hart. Heer, wilt u mij? Is het niet iets te groots voor mij? Ben ik niet te klein daarvoor? "Vreest niet", heeft de Engel tot Maria gesproken. Vreest niet, ik heb je bij je naam geroepen, zegt Hij door de profeet Jesaja tot ons Vgl. Jes. 43, 1 - tot ieder van ons.
Een wezenlijke manier van het bij de Heer zijn is de eucharistische Aanbidding. Altötting heeft dankzij bisschop Schraml een nieuwe schatkamer gekregen. Waar eens de rijkdommen van het verleden, kostbaarheden van de geschiedenis en van de vroomheid bewaard werden, is nu de plaats van de eigenlijke schat van de Kerk: de blijvende aanwezigheid van de Heer in het Sacrament. De Heer verteld ons in één van Zijn gelijkenissen van de akker met de verborgen schat. Wie hem gevonden heeft, verkoopt alles om de akker te kunnen kopen, omdat de verborgen schat alle andere rijkdommen overtreft. De verborgen schat, het goede boven al het andere goede, is het Rijk van God - is Hijzelf, het Rijk in Persoon. In de heilige Hostie is Hij er, de ware schat, voor ons steeds toegankelijk. In het aanbidden van Zijn tegenwoordigheid leren we pas eerst, Hem echt te ontvangen - leren we het communiceren, leren we de viering van de Eucharistie van binnen uit.
Ik wil graag daartoe de mooie woorden van Edith Stein, de heilige mede-patrones van Europa, citeren:
"De Heer is in het Tabernakel tegenwoordig met Zijn godheid en mensheid. Hij is daar, niet vanwege Hemzelf, maar vanwege ons. Het is namelijk Zijn vreugde om bij de mensen te zijn. En omdat Hij weet, dat wij, zoals we nu eenmaal zijn, Zijn persoonlijke nabijheid nodig hebben. De consequentie is voor iedere denkende en voelende persoon, dat hij zich opgenomen voelt en daar is, zo vaak en zo lang als maar mogelijk is." Edith Stein, Gesammelte Werke VII, 136f
Laat we ervan houden om bij de Heer te zijn. Dan kunnen we alles met hem bespreken. Onze vragen, onze zorgen, onze angsten, onze vreugde, onze dankbaarheid, onze teleurstellingen, onze smekingen en onze hoop. Daar kunnen we Hem ook iedere keer opnieuw zeggen: Heer zendt arbeiders naar uw oogst. Help mij, een goede arbeider te zijn in uw wijnberg.
Hier in deze basiliek denken we daarbij aan Maria, die geheel het bij Jezus zijn beleefd heeft en daarom ook geheel voor de mensen beschikbaar was en dat tot op de dag van vandaag doet. De votiefplaten tonen ons dat heel praktisch aan. En wij denken aan de heilige moeder Anna. Zo denken we ook aan de betekenis van de moeders en vaders, de opa's en oma's, aan de betekenis van de familie als plaats van leven en bidden, waarin het gebed geleerd wordt en roepingen tot rijping kunnen komen.
Hier in Altötting denken we natuurlijk heel in het bijzonder aan de goede broeder Konrad. Hij heeft een grote erfenis aan zich voorbij laten gaan, omdat hij geheel Jezus Christus wilde navolgen, geheel met Hem wilde zijn. Hij heeft zich, zoals de Heer het in de gelijkenis aanbeveelt, werkelijk op de laatste plaats gezet, als deemoedige broeder portier. In zijn portierskamer heeft juist dat weten te verwerkelijken wat ons Marcus over de apostelen zeg: Bij Hem zijn en gezonden zijn onder de mensen. Hij kon vanuit zijn cel steeds het Tabernakel zien, steeds "met Hem zijn". Door dit uitzicht heeft hij de niet te vernietigen goedheid geleerd, waarmee hij de mensen tegemoet trad, die haast zonder onderbreking aan zijn deur belden - vaak ook met slechte bedoelingen, om te kwellen; ook vaak ongeduldig en luid. Hun allen heeft hij zonder grote woorden door zijn goedheid en menselijkheid een boodschap geschonken die meer waard is als alleen maar woorden.
Bidden wij tot de heilige broeder Konrad, dat hij ons helpt, de ogen op de Heer gericht te houden en dat hij ons helpt de liefde van God naar de mensen te brengen.
Amen.