Paus Benedictus XVI - 10 september 2006
Mensen in Afrika en Azië bewonderen onze wetenschappelijke en technische vooruitgang, maar tegelijkertijd zijn ze bang voor een vorm van rationaliteit waarbij God volledig uitgesloten wordt uit de menselijke geest, alsof dit de hoogste vorm van rede is, die men uit hun culturen willen buitensluiten. Zij zien in het christelijk geloof niet de bedreiging van hun identiteit, maar in het minachten van God en in het cynisme, waarbij het spotten met het heilige als een vrijheidsrecht gezien wordt en de resultaten van onderzoek tot de laatste ethische norm verheft. Lieve vrienden! Dit cynisme is niet een vorm van tolerantie en culturele openheid, waarop de mensen wachten en die wij allen wensen. We hebben vandaag nood aan een verdraagzaamheid met een vrees voor God, met respect voor datgene, dat voor anderen heilig is. Dat respect voor wat voor anderen heilig is vraagt dat we ook zelf God meer leren vrezen. Deze vorm van respect kan in de westerse wereld enkel herboren worden, als het geloof in God opnieuw geboren wordt, als God meer tegenwoordig is door ons en in ons.
Wij dringen ons geloof niemand op. Deze vorm van proselitisme is het christendom vreemd. Het geloof kan alleen in vrijheid plaatsvinden. Maar in vrijheid nodigen we de mensen uit, zich op God te richten, Hem te zoeken, naar Hem te luisteren. Wij, zoals we hier zijn, vragen de Heer van ganser harte, dat Hij zijn Effeta tot ons spreekt: dat wij van de slechthorendheid voor God, voor Zijn werken en Zijn woorden genezen worden, Hij ons ziende en luisterend maakt. Wij vragen Hem, dat Hij ons helpt, opnieuw de woorden van gebed te vinden, waartoe Hij ons in de liturgie uitnodigt, voor het 'abc' dat Hij ons in het "Onze Vader" gegeven heeft.