H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Eerbiedwaardige broeders, herders van Gods kudde over heel de wereld, en beminde priesters, onze broeders en zonen: nu wij onze brief gaan besluiten, sporen wij, gedreven door Christus’ liefde, u aan om met nieuw vertrouwen en nieuwe kinderlijke hoop uw ogen en uw hart te richten op de liefdevolle Moeder van Jezus Christus en van de Kerk, en haar moederlijke en machtige voorspraak af te smeken voor de katholieke priesters. Want het volk Gods bewondert en vereert Haar als beeld en model van de Kerk van Christus, in het geloof, in de liefde en in de volmaakte vereniging met Hem. Moge Maria, Maagd en Moeder, voor de Kerk, die eveneens maagd en moeder worden genoemd Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63.64, verkrijgen, dat zij zich altijd en met nederigheid zal mogen beroemen op de trouw van haar priesters aan de verheven gave van de maagdelijkheid, en dat zij het celibaat steeds meer mag zien bloeien en gewaardeerd door mensen uit elk milieu. Dan zullen er steeds meer komen, die “het goddelijk Lam volgen, waarheen het ook gaat” (Openb. 14, 4).