H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Onze beminde priesters hebben het recht en de plicht, eerbiedwaardige broeders in het episcopaat, van u de krachtige en zo noodzakelijke steun te ontvangen, om de verplichtingen, die zij hebben aanvaard, gemakkelijker en blijmoediger te kunnen vervullen. Gij hebt hen aangenomen als kandidaten voor het priesterschap, gij hebt hen uitgekozen voor het priesterschap, gij hebt hun met de handen opgelegd; zij zijn daardoor zeer nauw met u verbonden door de priesterlijke waardigheid en krachtens de heilige wijding, en zij zijn uw vertegenwoordigers in de gemeenschap van uw gelovigen; zij zijn met u verenigd in vertrouwen en edelmoedigheid, want zij nemen, ieder voor zijn deel, uw taak en uw zorgen op zich. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 Door het celibaat te kiezen, hebben zij de levenswijze die vanaf de oudste tijden in het Oosten en in het Westen in zwang is geweest. Dit is een nieuwe titel van verbondenheid tussen de bisschop en de priester en een motief om deze verbondenheid intens te beleven.