H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
De Kerk voelt diep mee met het droevig lot van deze zonen en acht het haar plicht, al het mogelijke te doen om de wonden, die hun heengaan haar heeft toegebracht, te voorkomen of te genezen. Op het voorbeeld van onze laatste voorgangers hebben wij beslist, dat het onderzoek in processen over de priesterwijding zich ook moet uitstrekken tot andere zeer ernstige factoren, die niet zijn voorzien in het geldende kerkelijk recht Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 214 en die aanleiding kunnen geven tot ernstige en reële twijfel omtrent de volledige vrijheid van de priesterkandidaten en het voldoende besef van wat zij deden bij het aanvaarden van hun verplichtingen of omtrent hun geschiktheid voor het priesterleven; dit alles met het doel om hen, wier ongeschiktheid in een wettig gevoerd proces werkelijk is bewezen, van hun verplichtingen te ontheffen.