H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Het zal voor de priester van Christus een nieuwe kracht en een nieuwe vreugde betekenen, als hij iedere dag in het gebed en de meditatie zich verdiept in de motieven van zijn wegschenking en zo de overtuiging in zich levendig houdt, dat hij het beste deel heeft gekozen. Daarom zal hij met nederigheid en volharding vragen om de genade, trouw te mogen zijn, een genade, die nooit wordt geweigerd, als men er oprecht om vraagt en tevens gebruik maakt van de natuurlijke en bovennatuurlijke hulpmiddelen, waarover men beschikt. Vooral zal hij zich ijverig houden aan de regels van de ascese, die gewaarborgd zijn door de ervaring van de Kerk en die in onze tijd niet minder noodzakelijk zijn dan vroeger. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16.18