H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Maar om met meer zekerheid te kunnen oordelen over iemands geschiktheid voor het priesterschap en om herhaaldelijke bewijzen te hebben van zijn menselijke en bovennatuurlijke rijpheid – het is immers “zeer moeilijk een goede zielzorger te zijn vanwege de gevaren, die van buiten komen” H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 184, a. 8. c. – moet men de onderhouding van het celibaat toetsen door bepaalde perioden van experiment, voordat de celibaatsplicht door het priesterschap vast en onherroepelijk wordt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 12