H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Maar wij vinden in de lof van de oosterse vaders voor de maagdelijkheid ook een motief en een aansporing om vast te houden aan het celibaat. Wij herinneren ons bijv. een woord van St.-Gregorius van Nyssa, die zegt, dat “het maagdelijk leven een beeld is van het geluk, dat ons wacht in de toekomstige wereld” H. Gregorius van Nyssa, Over de maagdelijkheid, De Virginitate. P.G. 32, 381-382. Ook vinden wij een aanmoediging in de lofprijzing op het priesterschap van St. Johannes Chrysostomus, die wij voortdurend bemediteren. Hij toont hierin duidelijk aan, dat er een harmonisch verband moet bestaan tussen het persoonlijk leven van de priester en de waardigheid, die hij bezit krachtens zijn ambt: ”...wie het priesterschap aanvaardt moet zo zuiver zijn, als leefde hij in de hemel”. H. Johannes Chrysostomos, Over het priesterschap, De sacerdotio. I. III: P.G. 48, 642