H. Paus Paulus VI - 24 juni 1967
Zó krijgt het leven van de priester ook op andere terreinen een grotere diepte en een heiligende kracht. De bijzondere toeleg op heiligheid, waartoe de priester is verplicht, krijgt een nieuwe stimulans door de dienst van de genade en de dienst van de Eucharistie, waarin “heel de geestelijke rijkdom van de Kerk ligt vervat” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5. Als vertegenwoordiger van Christus verenigt de priester zich namelijk inniger met het offer; hij legt op het altaar heel zijn leven neer, dat de tekenen draagt van het offer.