H. Paus Johannes Paulus II - 8 april 1979
Sta mij toe hier in te gaan op de betekenis van het celibaat. Ik doe dat bij wijze van samenvatting, want het is reeds uitvoerig en volledig besproken op het concilie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 29 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de priesteropleiding, Optatam Totius Ecclesiae (28 okt 1965), 10, in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Sacerdotalis Caelibatus
Over het priestercelibaat
(24 juni 1967) en gedurende de gewone zitting van de bisschoppensynode van 1971 Archief van de Kerken 27 ( 1972), 83-86. Deze bespreking was noodzakelijk zowel om dit probleem beter te doordenken als om de zin van de beslissing welke de Latijnse Kerk sedert vele eeuwen had genomen en waaraan zij trouw wil blijven, ook in de toekomst, beter te funderen. De betekenis en zwaarte hiervan is zo groot en zo nauw verbonden met de woorden van het evangelie, dat wij hierover slechts kunnen denken op de wijze en in de woorden van het Concilie, de bisschoppensynode en de grote Paus Paulus VI. We kunnen slechts proberen deze vraag dieper te verstaan en er een doordacht antwoord op te geven, als wij ons vrij maken van de verschillende tegenwerpingen die altijd - en zo ook nu - tegen het priesterlijk celibaat zijn ingebracht, en ook van de verschillende interpretaties, welke zich laten. leiden door normen die vreemd zijn aan het Evangelie en aan de overlevering en het leergezag van de Kerk. Normen, waarvan de 'antropologische' betrouwbaarheid twijfelachtig schijnt en van zeer betrekkelijke waarde.
Overigens moeten wij ons niet te zeer verwonderen over al deze opwerpingen en kritieken die na het concilie verscherpt zijn, maar die nu her en der schijnen te verminderen. Heeft Jezus Christus zelf niet, toen Hij aan zijn leerlingen de verzaking aan het huwelijk voorhield 'omwille van het rijk der hemelen' deze betekenisvolle woorden gesproken: 'Wie bij machte is dit te begrijpen, hij begrijpe het'? (Mt. 19, 12) De Latijnse Kerk heeft gewild en wil nog, dat volgens dit voorbeeld van Christus de Heer zelf en volgens de apostolische leer en de gehele eigen traditie, allen die het sacrament van de wijding ontvangen, deze verzaking omwille van het rijk der hemelen op zich nemen. Deze traditie gaat echter samen met achting voor de afwijkende tradities van andere kerken. Het is een kenmerk en erfgoed van de Latijnse katholieke Kerk welke hieraan veel te danken heeft. Zij wil hierin volharden, hoeveel moeilijkheden ook aan die trouw verbonden zijn, en ondanks de verschijnselen van zwakte en crisis bij afzonderlijke priesters. We zijn er ons van bewust: 'Wij dragen deze schat in aarden potten' Vgl. 2 Kor. 4, 7 niettemin blijven we ons ervan bewust, dat het een schat is.
Waarom is het een schat? Verminderen we, door zo te spreken, de waarde van het huwelijk of de roeping tot het gezinsleven? Of maken we ons schuldig aan de minachting van de manicheërs voor het menselijk lichaam en zijn functies? Of verachten we in zekere zin de liefde die man en vrouw tot het huwelijk en tot de huwelijksgemeenschap brengt, zodat zij 'volkomen één worden' (Gen. 2, 24)(Mt. 19, 6) Maar hoe zouden we zó kunnen denken en redeneren, wij die toch met Paulus weten en geloven en leren, dat het huwelijk een 'groot geheim' is, betrokken op Christus en de Kerk. Vgl. Ef. 5, 32 Maar geen van de motieven waarmee men ons soms tracht te 'overtuigen', dat het celibaat onbruikbaar is, beantwoordt aan de waarheid welke de Kerk verkondigt en in het leven verwerkelijkt door de band en de verplichting, welke de priesters vóór hun heilige wijding op zich nemen. Integendeel: het wezenlijke, eigenlijke en passende motief is vervat in die waarheid welke Christus verkondigd heeft, toen Hij sprak over het verzaken aan het huwelijk omwille van het rijk der hemelen, en die Paulus heeft geleerd, toen hij schreef dat ieder zijn eigen gave van God heeft. Vgl. 1 Kor. 7, 7 Het celibaat is zo'n 'gave van de Geest'. Zo'n gave, maar anders, ligt ook in de roeping tot de ware en trouwe huwelijksliefde, in het grote sacrament van het huwelijk, gericht op lichamelijke voortplanting. Het blijkt immers, van hoe groot belang deze gave is voor de opbouw van de grote gemeenschap van de Kerk, het volk van God. Als deze gemeenschap ten volle wil beantwoorden aan de roeping van Jezus Christus. moet ook - op aangepaste wijze - die andere 'gave': de gave van het celibaat 'omwille van het rijk der hemelen' (Mt. 19, 12) in haar vervuld worden.
Maar waarom verbindt de katholieke Latijnse Kerk deze gave niet enkel met het leven van die mensen die de strenge levenswijze van de evangelische raden op zich nemen in de religieuze instellingen, maar ook met de roeping tot het hiërarchisch en ambtelijk priesterschap? Zij doet dit, omdat het celibaat 'omwille van het rijk der hemelen' niet slechts een eschatologisch teken is, maar ook grote sociale betekenis heeft in dit leven voor de dienst aan het volk van God. Want door het celibaat wordt de priester 'een mens voor anderen'. Hij is dit op een andere wijze dan degene, die door het huwelijk met een vrouw als echtgenoot en vader een 'mens voor anderen' is, vooral binnen de grenzen van huis en gezin, namelijk voor zijn vrouw en voor de kinderen, aan wie zij het leven schenkt.
De priester echter, die verzaakt aan dit vaderschap in het huwelijk, zoekt een ander vaderschap, ja zelfs een ander moederschap. We denken hierbij aan de woorden van de apostel over de kinderen, die hij heeft voortgebracht en voor wie hij weeën heeft doorstaan. Vgl. 1 Kor. 4, 15 Vgl. Gal. 4, 19 Dat zijn de kinderen van zijn geest, mensen namelijk die de Goede Herder aan zijn zorgen heeft toevertrouwd. Het zijn er velen, meer als een gewoon menselijk gezin omvatten kan. De pastorale roeping van de priester is groot en volgens de woorden van het concilie zelfs universeel, heel de Kerk betreffend, en daarom missionair. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 3.6.10.12 Gewoonlijk is deze roeping met de dienst aan een bepaalde gemeenschap van het volk van God verbonden waarin ieder de zorg, toewijding en liefde van de priester verwacht. Om open te staan voor zo'n dienst en zorg en liefde, moet het hart van de priester vrij zijn. Het celibaat is op deze wijze een teken van de vrijheid die geschikt maakt voor deze dienst. Door dit teken is het hiërarchisch en ambtelijk priesterschap volgens de traditie van onze Kerk direct gericht op het algemene priesterschap van de gelovigen.