H. Paus Johannes Paulus II - 22 oktober 1996
Rekening houdend met de stand van het wetenschappelijk onderzoek van die tijd, alsmede met de eigen eisen van de theologie, beschouwde de Encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Humani Generis
Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen
(12 augustus 1950) de leer van het 'evolutionisme' als een serieuze hypothese, die een dieper onderzoek en reflectie waard is, evenals de tegenovergestelde hypothese. Pius XII voegde er twee voorwaarden van methodische aard aan toe:
Vandaag de dag, bijna een halve eeuw na de verschijning van de encycliek, leiden nieuwe gegevens ertoe, om in de evolutietheorie meer dan een hypothese te zien. Het is inderdaad opmerkelijk dat deze theorie zich geleidelijk aan heeft opgelegd aan het denken van de onderzoekers, ten gevolge van een reeks ontdekkingen in diverse wetenschappelijke disciplines. De overeenkomst - die gezocht noch uitgelokt is - van de resultaten van onderzoekingen, die onafhankelijk van elkaar zijn uitgevoerd, vormt op zich al een veelbetekenend argument ten gunste van deze theorie. Wat is het belang van een dergelijke theorie? Om op deze vraag te kunnen ingaan, moet men de het terrein van de kenleer betreden. Een theorie is een meta-wetenschappelijke uitwerking, onderscheiden van de resultaten van de observatie, maar wel daaraan verwant. Hierdoor kan een geheel van gegevens en feiten, die onafhankelijk van elkaar staan, in een integrale uitleg geïnterpreteerd en met elkaar in verband gebracht worden. De theorie bewijst haar waarde in de mate waarin zij voor verificatie vatbaar is. Zij wordt voortdurend op het niveau van de feiten beoordeeld. Daar waar zij niet langer meer door de feiten bewezen wordt, toont zij haar beperkingen en haar ontoereikendheid. Zij moet dan worden herijkt. Bovendien ontleent de uitwerking van een theorie als die van de evolutie bepaalde concepten aan de natuurfilosofie, hoewel zij gehoorzaamt aan de eis van verwantschap met de gegevens van de observatie. En eerlijk gezegd, kan men beter van evolutietheorieën spreken, dan van de evolutietheorie. Deze veelheid hangt aan de ene kant af van de verscheidenheid aan verklaringen die met betrekking tot het mechanisme van de evolutie geopperd zijn, en aan de andere kant van de diverse filosofieën waarnaar verwezen wordt. Zo bestaan er materialistische en reductionistische versies, en spiritualistische versies. Het oordeel hierover behoort tot de eigen competentie van de filosofie, en daarnaast, dat van de theologie.