H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
De monnik ziet op naar Christus, God en mens: op het ontluisterd gelaat van de man van smarten ziet hij reeds de profetische aankondiging van het verheerlijkte gelaat van de Verrezene. Christus openbaart zich aan de beschouwende blik zoals Hij dat deed aan de vrouwen van Jeruzalem die waren opgetrokken om het geheimvol schouwspel van Calvarië te aanschouwen. En in die school gevormd, raakt de monnik eraan gewend Christus te beschouwen, in de verborgen plooien van de schepping en in de geschiedenis van de mensen, die dan begrepen wordt in haar toegroeien naar de gehele Christus.
Doordat men steeds meer met Christus’ ogen gaat zien, leert men zich los te maken van het uiterlijke, van de werveling der zinnen, dat wil zeggen van alles wat een mens afhoudt van de vrijheid die het hem mogelijk maakt zich door de Geest te laten grijpen. En voortgaande op deze weg laat hij zich verzoenen met Christus in een doorgaand bekeringsproces, in het besef dat hij zondig is en ver afstaat van de Heer; en dit besef wordt tot een diep gevoeld berouw, een symbool van zijn eigen doopsel in het heilbrengend water van de tranen, in de inwendige stilte en vrede waarnaar hij op zoek is en die hem wordt geschonken, en waarin hij leert zijn hart te doen kloppen op het ritme van de Geest met uitbanning van alle dubbelhartigheid en veinzerij.
Dit proces van steeds grotere versobering en verinnerlijking, van het verkrijgen van steeds dieper inzicht in zichzelf, kan hem tot hoogmoed en starheid brengen als hij zou gaan denken dat dat alles het resultaat is van zijn eigen ascetische inspanningen. In een voortdurend zuiveringsproces maakt geestelijke onderscheiding hem dan nederig en rustig, in het bewustzijn dat hij maar enkele facetten waarneemt van die waarheid die zijn honger stilt, omdat zij gave is van de Bruidegom, Hij die alleen de volheid van geluk is.
Aan de mens die zoekt naar de zin van het leven, biedt het Oosten deze leerschool tot zelfkennis; het leert hem vrij te zijn, bemind door Jezus die gezegd heeft: “Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken” (Mt. 11, 28). Hij zegt tegen allen die innerlijk genezing zoeken dat zij moeten doorgaan met zoeken: wanneer zij het eerlijk bedoelen en oprecht te werk gaan, zal uiteindelijk het gelaat van de Vader zichtbaar worden, geëtst als het is in het diepst van het mensenhart.