H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
Ik zou nu het weidse panorama van het oosterse Christendom van een specifiek standpunt willen bekijken, waardoor talrijke karaktertrekken ervan onderscheiden kunnen worden: het monastieke leven.
Het monnikenwezen heeft in het Oosten een grote eenheid bewaard, en kent niet zoals in het Westen het ontstaan van verschillende typen van apostolisch leven. De verschillende vormen van monastiek leven, van het strikte cenobietenleven zoals Pachomius of Basilius dat opvatten tot het strengere kluizenaarsleven van een Antonius of Macarius uit Egypte, zijn eerder op te vatten als verschillende fasen in de spirituele zoektocht dan als de keuze tussen verschillende levensstaten. Wat er ook van zij, alle zijn ze op het monastieke leven gebaseerd, welke vorm dit ook mag aannemen.
Bovendien werd in het Oosten het monnikenwezen niet enkel maar beschouwd als een aparte levensstaat die bij een bepaalde categorie Christenen hoort, maar eerder als een referentiepunt voor alle gedoopten, overeenkomstig de gaven die ieder van de Heer had ontvangen; het werd beschouwd als een symbolische synthese van wat Christenzijn is.
Wanneer God roeping totaal is, zoals in het geval van het monniksleven, kan de mens de hoogte graad bereiken van wat door gevoeligheid, cultuur en spiritualiteit tot uitdrukking kan worden gebracht. Dit gaat nog meer op voor de Oosterse Kerken, waarvoor het monnikenwezen een wezenlijk gebeuren is geweest. En ook in onze dagen is te zien dat het binnen die kerken blijft bloeien, zodra de vervolging ophoudt en men in vrijheid zijn hart naar de hemel kan verheffen.
Het klooster is de profetische plaats waarin de schepping tot lof van God wordt, en het concreet beleefde liefdesgebod het ideaal wordt van het samenleven van mensen; daar is de mens onbelemmerd en ongehinderd op zoek naar God, en wordt hij zo tot iemand aan wie allen zich kunnen spiegelen, en die hen in zijn hart draagt en helpt bij het zoeken naar God.
Ik zou ook willen wijzen op het schitterend getuigenis van de monialen uit het christelijk Oosten. Daarin wordt een voorbeeld geboden hoe het typische vrouwelijke in de Kerk tot zijn recht is gekomen, zelfs met doorbreken van de tijdgebonden opvattingen. Terwijl tijdens de recente vervolgingen, met name in de Oost Europese landen, talrijke mannenkloosters gewelddadig werden gesloten, heeft het monastieke leven van de vrouwen de vlam brandend weten te houden. Het charisma van de moniale, met zijn eigen specifieke karaktertrekken, is een zichtbaar teken van Gods moederschap waarnaar de Schrift vaak verwijst.
Ik wil dus vanuit het monnikenwezen aangeven in welke naar mijn oordeel zeer belangrijke waarden de bijdrage zichtbaar wordt van het christelijk Oosten aan de opvang van Christus’ Kerk naar het Koninkrijk. Hoewel deze aspecten niet alleen maar van toepassing zijn op het monnikenwezen of op het erfgoed van het Oosten, hebben zij daarin vaak een heel eigen gevoelswaarde gekregen.
Van de andere kant trachten wij niet de nadruk te leggen op wat exclusief is, maar op wat een wederzijdse verrijking is in al wat de éne Geest in de éne Kerk van Christus tot stand heeft gebracht.
Het monnikenwezen is steeds de ziel geweest van de Oosterse Kerken: de eerste christenmonniken stammen uit het Oosten, en het monastieke leven is een onlosmakelijk onderdeel van het oosters Lumen dat door de grote kerkvaders van de onverdeelde Kerk naar het Westen is overgebracht Het leven van Antonius van de hand van Athanasius heeft grote invloed gehad in het Westen: PG 26,835-977. In zijn Confessiones, VIII, 6: CSEL 33, 181-182, spreekt Augustinus daarover. De vertalingen van de werken van de oosterse kerkvaders, waaronder de Regels van Basilius: PG 31, 889*1305, de geschiedenis van de Egyptische monniken: PG 65, 441-456, en de Apophtegmata van de woestijnvaders: PG 65, 72-440, hebben hun stempel gedrukt op het monnikenwezen in het Westen Vgl. Guillaume de Saint-Thierry, Epistula aurea ad Fratres de Monte Dei. SC 223, 130-384.
Door de sterke gemeenschappelijke trekken die het monastieke leven van het Oosten en Westen met elkaar verbinden, wordt het tot een prachtige brug van broeder – en zusterlijkheid, waarin de doorleefde eenheid nog helderder straalt dan in de dialoog tussen de kerken.