H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
Een bijzondere gedachte gaat uit naar de diasporagebieden waar veel gelovigen van de Oosterse Kerken die hun moederland hebben verlaten, in een hoofdzakelijk Latijnse omgeving wonen. Deze plaatsen, waar vreedzame contacten binnen een pluralistische maatschappij gemakkelijker tot stand komen, zouden een ideaal klimaat kunnen bieden om, bij de vorming van de toekomstige priesters, bij pastorale en charitatieve ondernemingen, de samenwerking tussen de kerken te verbeteren en te versterken, mede ten gunste van de landen in het Oosten waaruit zij afkomstig zijn.
Ik dring bij de Latijnse ondinarissen van die landen aan op aandachtige bestudering, goed verstaan en getrouwe toepassing van de beginselen die de Heilige Stoel heeft gegeven over de oecumenische samenwerking Vgl. Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Richtlijnen voor de toepassing van de beginselen en normen inzake de oecumenische beweging, Oecumenisch Directorium (25 mrt 1993). V en over de pastorale zorg voor de gelovigen van de oosterse katholieke kerken, vooral wanneer zij geen eigen hiërarchie hebben.
Ik nodig de hiërarchen en de oosterse Katholieke geestelijkheid uit tot nauwe samenwerking met de Latijnse ordinarissen om te komen tot een doeltreffende niet verbrokkelde pastoraal, vooral als hun ambtsgebied zeer uitgestrekt is, en daardoor het ontbreken van contact in feite tot isolement leidt.
De oosterse Katholieke hiërarchen mogen geen middel ongebruikt laten om een klimaat te scheppen van broederlijkheid, oprechte wederzijdse hoogachting en samenwerking met hun broeders uit de kerken waarmee wij nog niet in volledige communio verenigd zijn, in het bijzonder met hen die tot dezelfde kerkelijke traditie behoren.
Op plaatsen waar in het Westen geen oosterse priesters mochten zijn om te zorgen voor de gelovigen van de oosterse Katholieke kerken, dienen de Latijnse ordinarissen en hun medewerkers ervoor zorgen dat bij die gelovigen het besef en de kennis van hun eigen traditie groeit, en dat ze worden uitgenodigd om op hun specifieke wijze bij te dragen tot de groei van de christelijke gemeenschap.