H. Paus Johannes Paulus II - 2 mei 1995
Iedere dag gevoel ik het steeds dringender verlangen om weer de geschiedenis van de kerken na te gaan, met de bedoeling om eindelijk een geschiedenis te schijven van onze eenheid en om terug te keren tot de tijd dat, na de dood en verrijzenis van onze Heer Jezus, het evangelie zich verspreidde onder de meest uiteenlopende culturen, en een uiterst vruchtbare uitwisseling in gang zette, waarvan nog in onze tijd de liturgieën van de kerken getuigen. Moeilijkheden en tegenstellingen ten spijt laten de brieven van de apostelen Vgl. 2 Kor. 9, 11-14 en de kerkvaders Vgl. H. Paus Clemens Romanus, Aan de KorintiĆ«rs, I Clemens - Ad Corinthios. ed. F. X. Funk, I, 60-144 H. Ignatius van Antiochië, Brieven, ed. F. X. Funk, I, 172-252 Vgl. H. Polycarpus van Smyrna, Brief aan de Filippenzen, Epist. ad Philippenses. ed. F. X. Funk, I, 268-282 de zeer nauwe en broederlijke banden zien tussen de kerken, in een volledige verbondenheid van geloof en met eerbiediging van hun specifieke karaktertrekken en identiteit.
De gemeenschappelijke ervaring van het martelaarschap en de overweging van de handelingen der martelaren uit iedere Kerk, het delen in de leer van zo talrijke leermeesters in het geloof, dat alles maakt bij onderlinge uitwisselingen en het diepgaand met elkaar delen dat heerlijke gevoel van eenheid nog sterker Vgl. H. IreneĆ¼s van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. I, 10,2: SC 264/2, 158-160. Terwijl het kerkelijk leven zich op verschillende wijzen ontwikkelde, belette dit de christenen niet, dankzij de wederzijdse betrekkingen, steeds de zekerheid te kunnen behouden zich in iedere Kerk thuis te voelen, omdat vanuit alle kerken in een wonderbare verscheidenheid van talen en tongvallen de lof opsteeg van de éne Vader, door Christus, in de heilige Geest; alle waren verzameld voor het vieren van de Eucharistie, hart van en model voor de gemeenschap, niet alleen wat spiritualiteit en zedelijk leven betreft, maar ook voor de structuur zelf van de Kerk, in de verscheidenheid van de ambten en diensten, onder voorzitterschap van de bisschop, de opvolger van de apostelen Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 41 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15. De eerste Concilies zijn een welsprekend getuigenis van deze eenheid die in de verscheidenheid voortduurde Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Bij de 1600e verjaardag van het Eerste Concilie van Constantinopel en de 1550e verjaardag van het Concilie van Efeze, A Concilio Constantinopolitano I (25 mrt 1981), 2 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, 12e eeuwfeest van het 2e Concilie van Nicea, Duodecimum saeculum (4 dec 1987), 2.4.
En zelfs toen bepaalde misverstanden op dogmatisch gebied – vaak aangescherpt onder invloed van politieke en culturele factoren – ernstiger werden, met smartelijke gevolgen voor de betrekkingen tussen de kerken, bleef het streven om de eenheid van de Kerk te begeren en te bevorderen on verlet. Toen de oecumenische dialoog een aanvang nam, zijn wij dankzij de heilige Geest versterkt in ons gemeenschappelijk geloof, de volmaakte voortzetting van het apostolisch kerygma, en daarvoor danken wij God met heel ons hert Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, In tegenwoordigheid van Dimitrius I, aartsbisschop van Constantinopel en oecumenisch patriarch (6 dec 1987), 3
En al zijn er geleidelijk vanaf de eerste eeuwen van de christenheid tegenstellingen aan het licht getreden binnen het lichaam van de Kerk, toch mogen wij niet vergeten dat, ondanks de moeilijkheden, gedurende heel het eerste millennium de eenheid tussen Rome en Constantinopel is blijven bestaan. Wij hebben steeds beter leren inzien dat niet zozeer door een historisch gebeuren of louter vanwege een kwestie van voorrang het weefsel van de eenheid werd verscheurd, maar veelmeer doordat men geleidelijk van elkaar verwijderd is geraakt met als gevolg dat het onderscheid met de ander niet meer gevoeld werd als een gemeenschappelijk rijkdom, maar als iets wat niet met elkaar onverenigbaar was.
Zelfs als in het tweede millennium der polemiek en verdeeldheid zich verharden, men elkaar steeds minder kent en de vooroordelen groeien, betekent dat niet dat er geen constructieve ontmoetingen meer plaats hebben tussen kerkleiders die de betrekkingen willen aanhalen en de onderlinge uitwisselingen willen bevorderen. En ook dan nog is er het heilige werk van mannen en vrouwen die de tegenstelling als een zwarte zonde beschouwen en die hartstochtelijk verlangen naar onderlinge eenheid en liefde, en die daarom op allerlei wijzen gepoogd hebben het zoeken naar communio te bevorderen door gebed, studie, bezinning en door open en hartelijke ontmoetingen Vgl. Anselmus van Havelberg, Dialogen. PL 188,1139-1248.
Heel dat verdienstelijk werk vindt zijn neerslag in de overwegingen van Vaticanum II; een soort symbool daarvan is de opheffing van de wederzijdse excommunicatie uit 1054 door Paus Paulus VI en de oecumenische Patriarch Athenagoras Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Gezamenlijke verklaring van Paus Paulus VI en Patriarch Athenagoras I (6 jan 1964).