13 september 1995
In zijn preek in de Sint Pieter van 29 juni 1995, uitte de Heilige Vader, in aanwezigheid van de oecumenische patriarch Bartholomeus I, zijn verlangen, dat "de traditionele leer van het Filioque, zoals die is vervat in de lîturgische versie van het Latijnse Credo, wordt verhelderd opdat benadrukt wordt dat zij volledig in overeenstemming is met wat het Oecumenische Concilie van Constantinopel van 381 in haar geloofsbelijdenis belijdt: de Vader als de bron van de hele Drie-eenheid, de enige oorsprong van zowel de Zoon als de heilige Geest.1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381)"
Deze publicatie is de toelichting waar hij om vroeg, verzorgd door de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen. Zij is bedoeld als een bijdrage aan de dialoog die gevoerd wordt binnen de internationale gemengde commissie voor de theologische dialoog tussen de rooms-katholieke kerk en de orthodoxe kerk. Deze tekst verscheen in de L'Osservatore Romano (13 september 1995).
In haar eerste rapport, over Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen
Het Mysterie van de Kerk en de Eucharistie in het kader van het mysterie van Heilige Drie-eenheid
München Document - Gezamenlijke Commissie voor Theologische Dialoog tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk (6 juli 1982), unaniem op 6 juli 1982 te München goedgekeurd, had de internationale gemengde commissie voor de theologische Dialoog tussen de rooms-katholieke Kerk en de orthodoxe Kerk de eeuwenoude moeilijkheid tussen de twee Kerken vermeld ten aanzien van de eeuwige oorsprong van de heilige Geest. Aangezien de commissie niet in staat was dit onderwerp in de eerste fase van de dialoog zelf te behandelen, kwam zij met de volgende verklaring:
"Zonder vooralsnog te hopen de problemen op te lossen die tussen Oost en West zijn gerezen ten aanzien van de relatie tussen de Zoon en de Geest, kunnen wij nu, samen, al zeggen, dat deze Geest, die voortkomt uit de Vader (Joh. 5, 26) als de enige bron in de Drie-eenheid en die de Geest is geworden van ons zoonschap (Rom. 8, 5), aangezien Hij ook de Geest is van de Zoon (Gal. 4, 6), ons met name in de eucharistie wordt overgebracht door zijn Zoon, op wie hij rust in tijd en eeuwigheid (Joh. 1, 32)" Secretariaat voor de Bevordering van de Christelijk Eenheid, Information Service, nr. 49, blz. 108, I, 6.
De katholieke Kerk erkent de conciliaire, oecumenische, normatieve en onherroepelijke waarde, als de uitdrukking van het ene gemeenschappelijke geloof van de Kerk en alle christenen, van de geloofsbelijdenis die in 381 te Constantinopel in het Grieks werd uitgedrukt door het Tweede Oecumenische Concilie. Geen geloofsbelijdenis, eigen aan een bijzondere liturgische traditie, mag in tegenspraak zijn met deze uitdrukking van het geloof, geleerd en uitgedragen door de niet-verdeelde Kerk.
Op basis van Joh 15,26 belijdt deze geloofsbelijdenis de Geest als 'to ek tou Patros ekporeuomenon' ('hij die zijn oorsprong uit de Vader heeft'). De Vader alleen is de oorsprong zonder oorsprong (archè anarchos) van de twee andere personen in de Drie-eenheid, de enige bron (pègè) van de Zoon en van de heilige Geest. Daarom heeft de heilige Geest zijn oorsprong slechts uit de Vader alleen (ek monou tou Patros) op voornaamste, eigen en directe wijze. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q. 36 a. 3, 1um en 2um. Dit zijn de termen die Thomas van Aquino gebruikt.
De Griekse kerkvaders en het hele christelijke oosten spreken, in deze, van de 'Monarchie van de Vader', en ook de westerse traditie, die Augustinus volgt, belijdt dat de heilige Geest voortkomt uit de Vader 'principaliter', dat wil zeggen als principe H. Augustinus, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. XV, 25, 47: PL 42,1094-1095. In deze zin erkennen de twee tradities dus dat de 'Monarchie van de Vader' inhoudt, dat de Vader de enige Trinitaire Oorzaak (Aitia) ofbeginsel (principium) is van de Zoon en van de heilige Geest.
De oorsprong van de heilige Geest uit de Vader alleen als het uitgangspunt van de hele Drie-eenheid heet in de Griekse traditie, die de Cappadocische kerkvaders volgt, ekporeusis. Gregorius van Nazianze, de theoloog, karakteriseert de oorsprongsrelatie van de Geest uit de Vader met de eigenlijke term ekporeusis, daarmee een onderscheid makend met 'voortkomst' (to proienai), die de Geest gemeenschappelijk heeft met de Zoon. "De Geest is waarlijk de Geest die voortkomt (proion) uit de Vader, niet door afstamming, want er is geen sprake van generatie, maar van ekporeusis" H. Gregorius van Nazianze, Verhandeling. 39, 12: sc 358, 175. Al verwijst Cyrillus van Alexandrië af en toe met het werkwoord ekporeuestai naar de oorsprongs-verwantschap van de Zoon met de Vader, hij gebruikt dit nooit voor de relatie van de Geest met de Zoon Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op het Evangelie volgens Johannes, Commentarium in Joannis Evangelium. X, 2: PC 74, 910D Vgl. H. Cyrillus van Alexandrië, Epistulae. 55: PG 77, 316D. Zelfs voor Cyrillus kan de term ekporeusis anders dan de term 'voortkomen' (proienai), uitsluitend een oorsprongsrelatie karakteriseren met het principe zonder beginsel van de Drie-eenheid: de Vader.
Dat is de reden waarom het christelijke Oosten steeds de formule 'to ek tou Patros kai tou Huiou ekporeuomenon' geweigerd heeft en de katholieke kerk de toevoeging 'kai tou Huiou' aan de formule 'ek tou Patros ekporeuomenon' in de Griekse tekst van de Geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, zelfs bij het liturgisch gebruik daarvan door de Latijnen.
Toch weigert het orthodoxe oosten niet elke eeuwige verwantschap tussen de Zoon en de Heilige Geest ten aanzien van hun oorsprong uit de Vader. Gregorius van Nazianze, een groot getuige van onze twee tradities, maakt dit duidelijk in zijn antwoord tot Macedonius, die hem vroeg: "Maar wat ontbeert de Geest om Zoon te zijn, want als niets hem ontbeerde zou hij de Zoon zijn? Wij zeggen dat hij niets ontbeert, want God ontbeert niets; maar het is het verschil in manifestatie, als ik dat zo kan stellen, of in hun relatie (tès pros allèla sgeseoos diaphoron) waardoor zij ook een andere naam dragen" H. Gregorius van Nazianze, Verhandeling. 31,9: sc 250, 290-292.
Het orthodoxe oosten heeft overigens een goed gekozen uitdrukking voor deze relatie, met de formule dia tou Huiou ekporeuomenon (hij die zijn oorsprong uit de Vader heeft door of doorheen de Zoon). Basilius zei eerder al van de heilige Geest: "Door de Zoon (dia tou Huiou), die in zichzelf één is, is hij verbonden met de Vader, die in zichzelf één is, en door zichzelf maakt hij de heilige Drie-eenheid vol" H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. XVIII, 45: sc 17 bis, 408. Maximus de Belijder zei: "Van nature (phusei) neemt de heilige Geest wezenlijk (ousiodoos) naar zijn wezen (kat' ousian) zijn oorsprong (ekporeuomenon) van de Vader door de Zoon die is verwekt (di Huiou gennèthentos)" H. Maximus Confessor, Questiones et dubia. ad Thalassium, LXIII: PC 90, 672C. We vinden dit weer terug bij Johannes Damascenus: "(ho Patèr) aei èn, egoon eks heautou ton auton logon, kai dia tou logou autou eks heautou to Pneuma autou ekporeuomenon" Vertaald: "Ik zeg dat God altijd Vader is omdat zijn Woord altijd van hem uitgaat, en hij, door zijn Woord, zijn Geest uit zich doet voortkomen" H. Johannes Damascenus, Dialoog tegen de Manicheeërs, Dialogus contra Manichaeos. 5, PC 94, 151-213, B. Kotter, Berlijn 1981; vg1. PG 94, 848-849A. Dit aspect van het trinitaire mysterie werd tijdens het Zevende Oecumenische Concilie, te Nicea in 787, beleden door de patriarch van Constantinopel, Tarasius, die het Symbolum als volgt uiteen zette: "to Pneuma to hagion, to kurion kai zooöpoion, to ek tou Patros, dia tou Huiou ekporeuomenon" MANSl, XII, 11220.
Deze leer baseert zich op het fundamentele trinitaire geloof zoals dat gezamenlijk beleden werd door Oost en West ten tijde van de kerkvaders. Het vormt de basis voor de voortzetting van de huidige theologische dialoog tussen katholieken en orthodoxen.
De Filioque-leer moet door de katholieke kerk zo worden begrepen en gepresenteerd, dat zij niet in tegenspraak schijnt te zijn met de Monarchie van de Vader, en ook niet met het feit dat hij de enige oorsprong (archè aitia) vormt van de ekporeusis van de Geest. Het Filioque bevindt zich eigenlijk in een theologische en linguïstische context die anders is als de bevestiging van de enige Monarchie van de Vader, de enige oorsprong van de Zoon en van de Geest. Het doel ervan was, om, tegen het Arianisme, dat nog sterk verbreid was in het Westen, te benadrukken dat de Heilige Geest dezelfde goddelijke natuur heeft als de Zoon, zonder de unieke Monarchie van de Vader ter discussie te stellen.
Wij presenteren hier de authentieke dogmatische leer van het Filioque, op basis van het trinitaire geloof uit de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381), beleden door het Tweede Oecumenische Concilie van Constantinopel. Wij geven deze gezaghebbende interpretatie, hoewel wij er ons van bewust zijn hoe onvoldoende menselijke taal in staat is het onuitspreekbare mysterie van de heilige Drie-eenheid uit te drukken: één God, een mysterie dat uitstijgt boven onze woorden en onze gedachten.
De katholieke kerk interpreteert het Filioque tegen de achtergrond van de conciliaire en oecumenische, normatieve en onherroepelijke waarde van de geloofsbelijdenis ten aanzien van de eeuwige oorsprong van de Heilige Geest, zoals in 381 gedefinieerd in het 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) van het Oecumenisch Concilie van Constantinopel. Dit Credo werd pas in Rome bekend en erkend tijdens het Oecumenisch Concilie van Chalcedon in 451. Op basis van de vroegere Latijnse theologische traditie hadden westerse kerkvaders als Hilarius, Ambrosius, Augustinus en Leo de Grote ondertussen beleden dat de Heilige Geest eeuwig voortkomt (procedit) uit de Vader ende Zoon. Tertullianus, Tegen Praxeas, Adversus Praxean. : Het is Tertullianus die de basis heeft gelegd voor de trinitaire theologie in de Latijnse traditie, met als uitgangspunt de substantiele communicatie van de Vader naar de Zoon en door de Zoon naar de Heilige Geest Christus zeg van de Geest: "Hij zal aan u verkondigen wat Hij van Mij onvangen heeft" (Joh 16,14), zoals hij van de Vader heeft ontvangen. Aldus maakt de verbinding tussen de Vader en de Zoon en tussen de Zoon en de Parakleet de drie tot een eenheid die van elkaar afhankelijk is. Zij die een op zichzelf staande realiteit (<i>unum</i>) zijn, niet een alleen (<i>unus</i>) door de eenheid in wezen en niet in eenheid van getal (Ad. Praxean, XXV, 1-2). Deze communicatie van de goddelijke consubstantialiteit in de trinitaire orde drukt hij uit met het werkwoord '<i>procedere</i>' (a.w, VII, 6). H. Hilarius van Poitiers, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. Wij vinden deze zelfde theologie in Hilarius van Poitiers, die tegen de Vader zegt: "Kan ik uw Geest ontvangen, die zijn wezen van u ontvangt door uw enige Zoon" (De Trinitate, XII: PL 10,471). Hij merkt op: "Als iemand denkt. dat er een verschil is tussen het ontvangen van de Zoon (Joh 16,15) en het voortkomen (procedere) uit de Vader (Joh 15.26): het is zeker dat ontvangen van de Zoon en ontvangen van de Vader een en hetzelfde ding is" (De Trinitate VII, 20: PL 10, 251A). H. Hilarius van Poitiers, De Spiritu Sancto. Het is in deze zin van communicatie van goddelijkheid door Vader en scheidt hij zich niet af van de Zoon" (De Spiritu Sancto, I, II, 120: PL. 733A = 762D). H. Augustinus, Over de Drie-eenheid, De Trinitate. Maar Augustinus wilde Monarchie van de Vader binnen de consubstantiele communio van de Drie-eenheid toch nog wel veilig stellen: "De Heilige Geest komt voort uit de Vader als een principe (principaliter) en, door diens tijdloze gave aan de Zoon. uit de Vader en de Zoon in communio (communiter)" (De Trinitate XV, 25, 47: PL 42, 1095). Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Sermones. LXXV. 3: PL 54,402 Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Sermones. LXXVI, 2: PL 54,404
Aangezien de Latijnse Bijbel (de Vulgaat en eerdere Latijnse vertalingen) Joh 15 ,26 (para tau Patros ekporeuetai) vertaald had met 'qui a Patre procedit', vertaalden Latijnen het 'ek tou Patros ekporeuomenon' uit het Symbolum van Nicea-Constantinopel met 'ex Patre procedentem'. MANSI VII, 112B Zo werd er ongewild een verkeerde gelijkheid gesteld ten aanzien van de eeuwige voortkomst van de Geest tussen de oosterse theologie van ekporeusis en de Latijnse theologie van de processio.
Het Griekse ekporeusis wijst alleen op de oorsprongsrelatie met alleen de Vader als beginsel zonder begin van de triniteit. Daarentegen is het Latijnse processio een gewonere term, die wijst op de communicatie van de consubstantile goddelijkheid van de Vader naar de Zoon en van de Vader, door en samen met de Zoon, naar de Heilige Geest. Tertullianus, Tegen Praxeas, Adversus Praxean. Tertullianus gebruikt het werkwoord procedere in een betekenis die gebruikelijk is voor het Woord ende Geest voor zover zij goddelijkheid ontvangen van de Vader: "Het Woord werd niet zomaar uit het niets en ledigs geuit, en hij ontbeert geen substantie, hij die voortkwam (processit) uit zo'n (goddelijke) substantie en die zo vele (geschapen) substanties gemaakt heeft." (Adv. Praxean, VII, 6). H. Augustinus, Contra Maximinum. In navolging van Ambrosius, neemt Augustinus dit gewonere begrip 'voortkomst': "Al wat voortkomt, wordt niet geboren, hoewel wat wordt geboren, voortkom" (Contra Maximinum, II, I4, E: 42, 770). H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Veel later merkt Thomas van Aquino op, dat "de goddelijke natuur wordt doorgegeven in elke voortkomst die niet ad extra is" (Summa Theologica, I, q.27, a.3, 2um H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Voor hem, en voor heel deze Latijnse theologie die de term 'voortkomst' zowel gebruikte voor de Zoon als voor de Geest "is generatie een voortkomen dat de goddelijke persoon in het bezit stelt van de goddelijke natuur" (Summa Theologica, I, q.43, a.2,c). want "de Zoon komt in alle eeuwigheid voort om God te zijn" (ta.p.). H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Op dezelfde wijze, bevestigt hij, dat "de Heilige Geest, door zijn voortkomen, de natuur van de Vader ontvangt, zoals ook de Zoon" (Summa Theologica, I, q. 35, a. 2, c). H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. "Van woorden die verwijzen naar enig soort oorsprong, is het meest algemene woord het woord 'voortkomst'. Wij gebruiken het om te verwijzen naar elke soort oorsprong: wij zeggen, bijvoorbeeld, dar de lijn voortkomt uit een punt, dat de lichtstraal voortkomt uit de zon, de rivier uit haar bron, en zo ook alle andere gevallen. Omdat wij ieder ander woord accepteren dat 'oorsprong' betekent, kunnen we dus concluderen, dar de Heilige Geest voortkomt uit de Zoon" (Summa Theologica, I, q. 36, a. 2. c).
Door de Heilige Geest 'ex Patre procentem' te belijden, konden de Latijnen slechts denken aan een impliciet Filioque dat later expliciet gemaakt zou worden in hun ]liturgische versie van het Credo.
In het Westen werd het Filioque vanaf de vijfde eeuw beleden door het Quicumque Credo Geloofsbelijdenis, Pseudo Athanasiaanse Geloofsbelijdenis, Quicumque (30 nov 429). of 'Athanasianum': DS 75 en vervolgens door de Concilies van Toledo in het Visigothische Spanje tussen 589 en 693 3e Synode van Toledo, Belijdenis van Koning Reccareds (8 mei 589). DH 470 4e Concilie van Toledo, Canones (5 dec 633), 1. DH 485 6e Synode van Toledo, De Drie-eenheid en de Zoon van God, de vleesgeworden Verlosser, De Trinitate et de Filio Dei Redemptore incarnato (9 jan 638), 1. DH 490 11e Synode van Toledo, Geloofsbelijdenis, Credo (7 nov 675), 10-14. DH 527 16e Synode van Toledo, Symbolum - Geloofsbelijdenis, Credo (2 mei 693), 1. DH 568 om de trinitaire consubstantialiteit te bevestigen. Ook al hebben deze concilies het misschien niet toegevoegd aan de belijdenis van Nicea-Constantinopel, men kan het er vanaf het eind van de achtste eeuw in ieder geval in vinden, hetgeen blijkt uit de acta van het Concilie van Aquileia-Friuli in 796. MANSI XIII, 836D, vv. Maar in de negende eeuw riep Paus Leo III, met Karel de Grote tegenover zich- in een verwoede poging om ten aanzien van de geloofsbelijdenis de eenheid met het Oosten te bewaren - een halt toe aan deze ontwikkeling van deze geloofsbelijdenis die zich spontaan in het Westen had verspreid, waarbij hij tevens de waarheid ten aanzien van het Filioque veilig wilde stellen. Rome liet het pas in 1014 toe in de Latijnse liturgische versie van het Credo.
In de periode van de kerkvaders had zich in Alexandrie een analoge theologie ontwikkeld, die afkomstig was van Athanasius. Zoals in de Latijnse traditie, werd zij uitgedrukt in de gewonere term voor voortkomst (proienai),die wijst op de communicatie van de godheid naar de Heilige Geest van de Vader ende Zoon in hun consubstantiele communio: "De Geest komt voort (proeisi) uit de Vader en de Zoon; hij is duidelijk van goddelijke substantie, wezenlijk (ousiodoos) er in en er uit voortkomend (proion)." H. Cyrillus van Alexandrië, Thesaurus. PG 75, 585A H. Athanasius van Alexandrië, Epistulae ad Serapionem. Cyrillus getuigt hier van een trinitaire leer die in de hele school van Alexandrie werd aangehangen sinds Athanasius, die had geschreven: "Juist zo als de Zoon zegt dat 'al wat de Vader heeft het mijne is' (Joh 16,15), 10 zullen wij zien, dat, door de Zoon. alles ook in de Geest is" (Brieven aan Serapion, III, 1, 33: PG 26, 6258). H. Epiphanius van Salamis, Ancoratus. Epiphanius van Salamis (Ancoratus VHIE: c 43, 29C) Didymus van Alexandrië, Over de Heilige Geest (1 jan 381). en Didymus de Blinde (Verhandeling over de Heilige Geest, CLIII: PG 34, 1064A) verbinden de Vader met de Zoon met hetzelfde voorzetsel 'ek' bij de communicatie naar de Heilige Geest van de consubstantiele goddelijkheid.
In de zevende eeuw waren de Byzantijnen geschokt door een geloofsbelijdenis die door de paus gemaakt was, en waarin Filioque voorkwam, wijzend op de voortkomst van de Heilige Geest: ze vertaalden de voortkomst onjuist met ekporeusis. Daarop schreef Maximus de Belijder een brief uit Rome waarin hij de twee benaderingen - de Cappadocische en de Alexandrijnse verbond aan de eeuwige oorsprong van de Geest: de Vader is het enige beginsel zonder begin (in het Grieks: aitia) van de Zoon en van de Geest: de Vader ende Zoon zijn consubstantieel bron van de voorckomst (to proienai) van deze zelfde Geest. "Voor deze voortkomst voerde men (de Romeinen) de getuigenis aan van de Latijnse kerkvaders, en, natuurlijk, ook die van Cyrillus van Alexandrië in zijn H. Cyrillus van Alexandrië
Commentarium in Joannis Evangelium
Commentaar op het Evangelie volgens Johannes (). Op basis hiervan toonden zij aan, dat zij zelf de Zoon niet Oorzaak (Aitia) maakten van de Geest. Men wist wel degelijk, stelde men, dat de Vader de enige Oorzaak was van de Zoon en van de Geest, van de een door voortbrengen en van de ander door ekporeusis - maar men legde uit dat de laatstgenoemde komt (proienai) door de Zoon, en men toonde daarmee de eenheid en de onveranderlijkheid van het wezen aan" Brief aan Marinus van Cyprus: PG 91, 136A-B. Volgens Maximus, die Rome weergaf, betreft het Filioque niet de ekporeusis van de Geest, die uit de Vader als bron van de Drie-eenheid is voortgekomen, maar toont het zijn proienai (processio) aan in de consubstantiele communio van de Vader en de Zoon, daarbij elke mogelijke subordinationistische interpretatie van de Monarchie van de Vader uitsluitend.
Het feit dat in de Latijnse en Alexandrijnse theologie de Heilige Geest voortkomt (proeisi) uit de Vader en de Zoon in hun consubstantiele communio, betekent niet dat het het goddelijke wezen of de goddelijke substantie is die in hem voortkomt, maar dat deze wordt gecommuniceerd vanuit de Vader en de Zoon die deze gemeenschappelijk hebben. Dit punt werd tot dogma verklaard in 1215 door het Vierde Lateraanse Concilie:
"De substantie genereert niet, wordt niet verwekt, komt niet voort, maar het is de Vader die genereert, de Zoon die verwekt wordt en de Heilige Geest die voortkomt, zodat er onderscheid is in personen en eenheid in natuur. Hoewel de Vader anders (alius) is, de Zoon anders is, de Geest anders is, zijn zij niet een andere werkelijkheid (aliud), maar wat de Vader is, is gelijk de Zoon ende Heilige Geest; zo geloven wij, volgens het orthodoxe en katholieke geloof, dat zij consubstantieel zijn. Want de Vader, die de Zoon eeuwig voortbrengt, heeft hem zijn substantie gegeven ... Het is duidelijk, dat de Zoon door zijn geboorte de substantie van de Vader heeft gekregen, zonder dat deze substantie op enige wijze verminderd is, en dus hebben de Vader en de Zoon dezelfde substantie. Dus zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, die uit hun beiden voortkomt, een en dezelfde werkelijkheid" 4e Concilie van Lateranen, Hfd 2. Over de dwalingen van abt Joachim de Fiore, Caput 2. De errore Abbatis Ioachim (11 nov 1215), 2-3. (Ds 804-805)
In 1274 sprak het Tweede Concilie van Lyon als belijdenis uit, dat "de Heilige Geest eeuwig voortkomt uit de Vader en de Zoon, niet als uit twee beginsels, maar als uit een enkel beginsel (tamquam ex uno principio)". 2e Concilie van Lyon, 2e Zitting - Constitutie over de hoogste Drie-eenheid en het Katholieke Geloof, Sessio II - Constitutionis de summa Trinitate et fide catholica (18 mei 1274). DS 850 In het licht van het Lateraanse Concilie, dat aan het Tweede Concilie van Lyon voorafging, is het duidelijk dat het niet het goddelijke wezen is dat het "enige beginsel" kan zijn voor de voortkomst van de Heilige Geest. De Catechismus-Compendium
Catechismus van de Katholieke Kerk
(15 augustus 1997) interpreteert dit in nr. 248 als volgt: "De eeuwige orde van de goddelijke personen in hun eenheid van wezen houdt in dat de Vader de allereerste oorsprong is van de Geest, in zoverre hij 'beginsel zonder beginsel is', maar ook dat hij als Vader van de enige Zoon met Hem 'het enige beginsel is waaruit de Heilige Geest voortkomt' 2e Concilie van Lyon, 2e Zitting - Constitutie over de hoogste Drie-eenheid en het Katholieke Geloof, Sessio II - Constitutionis de summa Trinitate et fide catholica (18 mei 1274). (Concilie van Lyon II, DS 850)" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 248
De katholieke kerk begrijpt dat de oosterse traditie allereerst uitdrukt dat het kenmerkend voor de Vader is om het eerste beginsel te zijn voor de Geest. Door de Geest te belijden als hij "die zijn oorsprong neemt uit de Vader" (ek tou Patros ekporeuomenon: Vgl. Joh. 15, 26
), bevestigt zij dat hij uit de Vader komt door de Zoon. De westerse traditie drukt allereerst de consubstantiele communio uit tussen de Vader en de Zoon, door te stellen dat de Geest voortkomt uit de Vader en de Zoon (Filioque). "Als deze gewettigde complementariteit niet al te zeer benadrukt wordt, tast zij het wezen van het geloof niet aan in de werkelijkheid van hetzelfde mysterie dat men belijdt" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 248 Dit beseffend heeft de katholieke kerk de toevoeging geweigerd van 'kai tou Huiou' aan de formulering 'ek tou Patros ekporeuomenon' van de 1e Concilie van Constantinopel
Credo van Nicea - Constantinopel
(31 juli 381) in de kerken, die deze in het Grieks gebruiken, zelfs die van de Latijnse ritus. Het liturgisch gebruik van deze oorspronkelijke tekst blijft gewoon gewettigd in de katholieke kerk.
Als zij correct gesitueerd is, zal de toevoeging Filioque van de Latijnse traditie niet leiden tot een subordinatie van de Heilige Geest in de Drie-eenheid. Zelfs als de katholieke leer bevestigt dat de Heilige Geest voortkomt uit de Vader en de Zoon in de communicatie van hun consubstantiele communio, dan erkent zij toch de realiteit van de oorspronkelijke relatie van de Heilige Geest als persoon met de Vader, een relatie die de Griekse kerkvaders uitdrukken met de term ekporeusis. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. la, q. 32, a, 2. c: "De twee relaties van de Zoon tot de Vader en van de Heilige Geest tot de Vader dwingen ons twee relaties in de Vader te zien, de een met betrekking tot de Zoon, ende ander met betrekking tot de Heilige Geest"
Als, op dezelfde wijze, in de trinitaire orde de Heilige Geest volgt op de relatie tussen de Vader en de Zoon, omdat hij zijn oorsprong neemt uit de Vader als Vader van de enige Zoon Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 248, dan is het in de Geest, dat juist deze relatie tussen de Vader en de Zoon haar trinitaire perfectie bereikt. Juist zoals de Vader als Vader gekenmerkt wordt door de Zoon die hij voortbrengt, zo karakteriseert de Geest de Vader, door zijn oorsprong uit de Vader te nemen op de wijze van de Drie-eenheid in relatie tot de Zoon, en karakteriseert de Zoon op de wijze van de Drie-eenheid in zijn relatie met de Vader: in de volheid van het trinitaire mysterie zijn zij Vader en Zoon in de Heilige Geest. H. Gregorius van Nazianze, Rede. 31, 8: SC 250, 290: Gregorius van Nazianze zegt. dat "de Geest is een middelterm (meson) tussen het Onverwekte en het Verwekte (Rede, 31, 8: 5c250, 290). Vgl. ook, vanuit Thomistisch perspectief. G. Leblond, Point of view on the procession of the Holy Spirit, in: Revue Thomiste, LXXXVI, 78, 1978, blz, 293-302).
De Vader verwekt de Zoon enkel door de Heilige Geest door hem heen te ademen (proballein in het Grieks) en de Zoon wordt enkel verwekt door de Vader voorzover de adem (probole in het Grieks) door hem heen gaat. De Vader is de Vader van de Ene Zoon enkel en alleen doordat hij voor hem en door hem de oorsprong is van de Heilige Geest. H. Cyrillus van Alexandrië, Thesaurus. XXXIV: PG 75, 577A: Cyrillus van Alexandrie zegt, dat "de Heilige Geest uit de Vader vloeit in de Zoon (en tooi Huooi)" De Geest gaat niet aan de Zoon vooraf, aangezien de Zoon de Vader, uit wie de Geest zijn oorsprong neemt, volgens de trinitaire orde als Vader karakteriseert. H. Gregorius van Nyssa, In orationem dominicam. PG 46, 1109BC: Gregorius van Nyssa schrijft: "De Heilige Geest, zegt men, is van de Vader, en ook zeker van de Zoon. Paulus zegc: 'Zou iemand de Geest van Christus niet hebben, dan behoort hij Hem niet toe' (Rom 8,9). Dus is de Geest die van God (de Vader) is ook de Geest van Christus. Maar de Zoon die van God (de Vader) is, is niet, zegt men, van de Geest: de opeenvolgende orde in de relatie is niet omkeerbaar" (Fragment In orationem dominicam, aangehaald door Johannes Darnascenus) Maar het ademen van de Geest door de Vader vindt plaats door middel van en door (de twee betekenissen van dia in het Grieks) de verwekking van de Zoon, waar zij haar trinitaire karakter aan geeft. In deze zin spreekt Johannes Damascenus als hij zegt: "De Heilige Geest is een substantiële macht, gecontempleerd in zijn eigen onderscheiden hypostasis, die voortkomt uit de Vader en rust in het Woord" H. Johannes Damascenus, Over het rechte of orthodoxe geloof, De fide orthodoxa. l, 7: PG 94, 805B, B. Kotter, Berlijn 1973, blz. 16 H. Johannes Damascenus, Dialoog tegen de Manicheeërs, Dialogus contra Manichaeos. 5: PG 94, 1512B, B. Kotter, Berlijn 1981, blz. 354). H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q. 36, a. 2, 4um: Thomas van Aquino, die de De Fide orthodoxa kende, ziet geen discrepantie tussen het Filioque en deze uitdrukking van Johannes Damascenus: "Stellen, dat de Heilige Geest rust of woont in de Zoon sluit niet uit dat Hij voorkomt uit de Zoon: want wij zeggen ook, dat de Zoon woont in de Vader, al komt Hij voort uit de Vader"
Wat is dit trinitaire karakter dat de persoon van de Heilige Geest inbrengt in de relatie tussen de Vader en de Zoon? Is het de originele rol van de Geest in de heilseconomie ten aanzien van de missie en het werk van de Zoon? De Vader is oorspronkelijke liefde Vgl. 2 Kor. 13, 13 Vgl. 1 Joh. 4, 8-16 , de Zoon is "zijn geliefde Zoon" (Kol. 1, 13). Dus heeft een traditie die teruggaat tot Augustinus in de Heilige Geest, door wie "Gods liefde in ons hart is uigestort'' (Rom. 5, 5), liefde gezien als de eeuwige Gave van de Vader aan zijn "geliefde Zoon". (Mc. 1, 11)(Mc. 9, 7)(Lc. 20, 13)(Ef. 1, 6) H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. Ia, q. 36, a. 2, 4: In navolging van Augustinus, schrijf Thomas van Aquino: "Als wij van de Heilige Geest zeggen, dat hij in de Zoon woont, dan is dat op de manier waarop de liefde van iemand die liefheeft woont in de geliefde" Gregorius Palamas, Capita physica. XXXVI: blz. 150, 1144D-1145A: Deze leer van de Heilige Geest als liefde heeft Gregorius Palamas op harmonieuze wijze opgenomen in de Griekse theologie van de ekporeusis uit de Vader alleen: "De Geest van het hoogste Woord is als de onuitsprekelijke liefde van de Vader voor zijn Woord dat onuitsprekelijk is verwekt. Een liefde die dit woord en deze geliefde Zoon van de Vader voelt (chrètai) jegens die Vader: maar slechts zover hij de Geest met zich ziet komen (synproelthouta) van de Vader vandaan en nauw verwant in hem rust" De goddelijke liefde die zijn oorsprong vindt in de Vader rust in de 'Zoon van zijn liefde' om consubstantieel door die Zoon te bestaan in de persoon van de Geest, de Gave van Liefde. Dit houdt er rekening mee, dat de Heilige Geest, door liefde, het hele leven van Jezus oriënteert op de Vader ter vervulling van zijn wil. De Vader stuurt zijn Zoon (Gal. 4, 4) als Maria hem ontvangt door de werking van de Heilige Geest. Vgl. Lc. 1, 35 De Heilige Geest maakt Jezus bekend als Zoon van de Vader door op hem te rusten bij zijn doop. Vgl. Lc. 3, 21-22 Vgl. Joh. 1, 33 Hij stuurt Jezus de wildernis in. Vgl. Mc. 1, 12 Jezus komt terug, "vervuld van de Heilige Geest" (Lc. 4, 1). Dan begint hij zijn zending "in de kracht van de Geest" (Lc. 4, 14). Hij wordt vervuld van vreugde in de Geest, dankt de Vader voor zijn genadige wil. Vgl. Lc. 10, 21 Hij kiest zijn apostelen "door de Heilige Geest" (Hand. 1, 2). Hij drijft demonen uit door de Geest Gods (Mt. 12, 28). Hij biedt zich aan aan de Vader "door de eeuwige Geest" (Heb. 9, 14). Aan het kruis "beveelt hij zijn Geest" in de handen van de Vader (Lc. 23, 46). "In de Geest" daalde hij af naar de doden Vgl. 1 Pt. 3, 19 , en door de Geest werd hij uit de doden opgewekt Vgl. Rom. 8, 11 en "aangewezen als Zoon van God door Gods machtige daad" (Rom. 1, 4). Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 18-24 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 438.689.690.695.727 Deze rol van de Geest in het innerlijkste menselijk bestaan van de mensgeworden Zoon van God baseert zich op een eeuwige trinitaire relatie waardoor de Geest, in zijn mysterie als Gave van Liefde, de verhouding kenmerkt tussen de Vader, als bron van liefde, en z1jn geliefde Zoon.
De oorspronkelijke aard van de persoon van de Geest als eeuwige Gave van de liefde van de Vader voor zijn geliefde Zoon toont dat de Geest, die van de Zoon komt tijdens zijn opdracht, degene is die menselijke wezens brengt binnen de vader-zoon relatie tussen Christus en zijn Vader, aangezien deze relatie alleen in hem zijn trinitaire karakter vind: "Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons hart gezonden die roept: 'Abba! Vader!'" (Gal. 4, 6). In het mysterie van verlossing en in het leven van de kerk, doet de Geest dus veel meer dan het werk van de Zoon voortzetten. Eigenlijk vereist alles wat Christus heeft ingesteld - openbaring, kerk, de sacramenten, het apostolische ambt en zijn leergezag - het voortdurend aanroepen (epiklesis) van de Heilige Geest en zijn handelen (energeia), zodat de liefde die "nimmer vergaat" (1 Kor. 13, 8) duidelijk kan worden in de gemeenschap van de heiligen met het leven van de Drie-eenheid.