LIBENTER TUASOver de Heilig Hart verering in de gezinnen
(Soort document: Paus Benedictus XV - Brief)
Paus Benedictus XV -
27 april 1915
LIBENTER TUAS
Over de Heilig Hart verering in de gezinnen
Met vreugde hebben wij uw brief evenals de daarbij gevoegde geschriften gelezen. Wij hebben daaruit vernomen, dat gij reeds verscheidene jaren met ijver en vlijt arbeidt voor de toewijding de huisgezinnen aan het Allerheiligst Hart van Jezus, een toewijding die aldus geschiedt: men plaatst de beeltenis van H. Hart op een ereplaats van het huis als op een troon, en zo ziet men Christus de Heer binnen de muren van de woningen van de katholieken waarlijk als koning reageren.
Het verheugt ons, dat uw arbeid voor dit doel boven verwachting rijke vrucht heeft opgeleverd en wij sporen u aan, uw pogingen met onverdroten ijver voort te zetten. Immers, het werk dat gij onderhanden hebt, is een werk, dat meer dan alle andere voor onzen tijd is aangewezen. Wat is de wens, wat is het streven van maar al te velen in onzen tijd? De zedelijke vorming en verheffing. Die de vrucht is van de arbeid van de Kerk, in het particuliere en in het openbare leven te vernietigen, en de maatschappij door de geleidelijk uitroeiing van ieder spoor van christelijke wijsheid en zedelijkheid tot de treurige staat van het heidendom terug te brengen. En bleef het maar vruchteloze pogingen!
Vooral het huisgezin is het mikpunt voor de aanvallen van de goddeloze. Het huisgezin is het beginsel en als het ware de kiemcel van heel de menselijke maatschappij. Zij zien het dan ook heel goed in: Hebben zij eenmaal het huisgezin bedorven, dan zal de omvorming, of liever gezegd het bederf van de menselijke gemeenschap, dat zij beramen, met onvermijdelijke zekerheid volgen.
En vandaar
- hun aanvallen op de stabiliteit van het gezin door een wetgeving ten gunste van de echtscheiding;
- hun pogingen tot vernietiging van de invloed van het vaderlijk gezag in een zaak van het hoogste gewicht, door de jeugd te dwingen tot een openbaar onderwijs, dat bijna overal volslagen vijandig tegenover de godsdienst staat;
- hun toeleg om de goddeloze wijze de bron zelf van het menselijk geslacht te doen uitdrogen,
- en de heiligheid van het huwelijk met de grofste onzedelijkheid te bezoedelen, door hun propaganda voor de verfoeilijke kunst om de zinnenlust te genieten en tegelijk de natuur te verkrachten.
Terecht dus, beminde zoon, hebt gij de zaak van de menselijke maatschappij op uw schouders genomen en spant gij uw krachten in om vóór alles de christelijke geest in het huisgezin op te wekken en te versterken, door in de woningen van onze mensen de liefde van Jezus Christus binnen te leiden om er te heersen. Uw werk heeft Christus zelf tot garant van Zijn zegen. Hij heeft immers beloofd, dat Hij de huizen, waar de beeltenis van Zijn hart is uitgesteld en godvruchtig vereerd wordt, met Zijn weldaden zal zegenen.
Dit eerbewijs, deze hulde aan onze liefderijkste Verlosser is zeker iets heiligs en nuttigs. Maar toch is daarmede niet alles bereikt. Het is nodig - en dàt vooral - Christus te kennen. Men moet kennis hebben van Zijn leer, Zijn leven, Zijn lijden, Zijn glorie. Men moet Hem volgen, niet geleid door een oppervlakkig godsdienstig sentiment, dat tere, gevoelige harten wel gemakkelijk kan ontroeren en er enige weinig betekende tranen aan ontlokken kan, maar dat de ondeugden onbestreden laat. Neen, men moet Hem volgen met een levendig en standvastig geloof, dat geest en hart en gedrag weet te richten en te sturen. Een van de oorzaken dat Jezus door zeer velen totaal miskend wordt en door vele anderen bemind wordt is beslist zeker deze: de eersten kennen Hem zo goed als in het geheel niet; de laatsten kennen Hem niet voldoende.
Daarom, beminde zoon, ga voort met uw moeite en inspanning om de vlam der liefde voor het allerheiligst Hart overal in de huizen van de katholieken hoger doen opflakkeren. Maar wij zouden gaarne zien, dat gij uw moeite en inspanning ook aanwendt om te maken, dat deze liefde in alle huizen waar gij komt een gevolg zij van de altijd grotere en diepere kennis van Christus de Heer, en van de kennis van de waarheid en van de zedenwet die Hij is komen brengen.
Wat ons betreft, om de algemene godsvrucht in dit punt nog aan te wakkeren, strekken wij alle gunsten van pauselijke vrijgevigheid, die onze voorganger Pius X z.g. in het jaar 1913 op verzoek der bisschoppen van Chili verleend heeft aan de gezinnen uit die republiek, die zich aan het allerheiligst Hart hebben toegewijd, uit tot alle gezinnen van de katholieke wereld, die hetzelfde doen.
Als onderpand der hemelse goederen en als bewijs van onze vaderlijke welwillendheid moogt gij, beminde zoon, de apostolische zegen ontvangen, dien wij u van ganscher harte verlenen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, den 27en April 1915, in het eerste jaar van ons pausschap.
Paus Benedictus XV
© Ecclesia Docens 0124, Gooi & Sticht, Hilversum