24 april 1870
DEI FILIUS 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof |
|||
► | OVERWEGINGEN | ||
► | Het geloof |
Hoewel echter de instemming van het geloof geenszins een blinde beweging van het hart is, toch kan niemand "de prediking van de heilsboodschap beamen', zoals dat voor het verkrijgen van het heil noodzakelijk is, 'zonder verlichting en inspiratie van de Heilige Geest, die alleen de zoetheid van de instemming met en de aanname van het geloof verleent". 2e Synode van Orange, Canones (3 juli 529), 7. |DH 377 Daarom is het geloof ook daar, waar het niet in liefde tot uitdrukking komt Vgl. Gal. 5, 6 , toch in zichzelf een geschenk Gods en de geloofsdaad is een tot het heil geordend werk, waardoor de mens God zelf vrije gehoorzaamheid betoont, doordat hij met Zijn genade, die hij ook zou kunnen weerstaan, instemt en meewerkt. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 5. DH 1525
Daar "het zonder geloof onmogelijk is God welgevallig te zijn" (Hebr. 11, 6) en tot de gemeenschap van zijn Zoon te komen, zo heeft nooit iemand zonder dit geloof rechtvaardiging gevonden en niemand kan het eeuwige leven deelachtig worden, wanneer " daarin niet volhardt tot het einde" (Mt. 10, 22)(Mt. 24, 13). Opdat wij nu de plicht het ware geloof te omhelzen en daarin tot het einde toe te volharden, kunnen vervullen, stichtte God door zijn eniggeboren Zoon de Kerk en rustte haar met zulke duidelijke merktekenen van haar afkomst van Hem uit, dat zij voor allen als hoedster en lerares van het geopenbaarde Woord kenbaar is.
Daardoor komt het, dat zij als een teken, dat opgericht is onder de volkeren Vgl. Jes. 11, 12 , diegenen tot zich nodigt, die nog niet geloven, en haar kinderen de hecht gegrondveste zekerheid schenkt, dat het geloof, dat zij belijden, op de meest zekere grondslag rust. Bij dit getuigenis komt de werkzame hulp uit de kracht van boven. Want de goedgunstige Heer wekt de dwalenden door zijn genade en helpt hen, dat zij "tot de kennis der waarheid kunnen geraken" (1 Tim. 2, 4); en diegenen, "die Hij uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht" (1 Pt. 2, 9), sterkt Hij met zijn genade, opdat zij in dit licht blijven, daar Hij hen niet verlaat, wanneer Hij niet verlaten wordt. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 17. DH 1537
Daarom zijn mensen, die zich eenmaal door dit hemelse geschenk van het geloof bij de katholieke waarheid hebben aangesloten, niet in dezelfde situatie als degenen, die door menselijke meningen geleid een valse godsdienst belijden. Want diegenen, die eenmaal het geloof onder het kerkelijk leerambt aangenomen hebben, kunnen nooit een rechtmatige reden hebben dit geloof te verwisselen of in twijfel te trekken. Daarom moeten wij "in dank jegens God de Vader, die ons in staat heeft gesteld deel te nemen aan de erfenis der heiligen in het licht" (Kol. 1, 12), dit grote heil veronachtzamen, maar "zien op Jezus, aanvang en einde van het geloof" (Hebr. 12, 2) en "vasthouden aan de onwankelbare belijdenis van onze hoop". (Hebr. 10, 23).