24 april 1870
Nochtans is de openbaring niet om deze reden absoluut noodzakelijk, maar omdat God in zijn onmetelijke goedertierenheid de mens tot een bovennatuurlijk doel heeft verordineerd, namelijk tot het deelhebben aan de goddelijke goederen, die het inzicht van de menselijke geest geheel en al te boven gaan: "Wat het oog niet heeft gezien noch het oor heeft gehoord noch in het hart van een mens is opgekomen, is wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben" (1 Kor. 2, 9).