
24 april 1870
Wie zegt, dat gelovigen en dezulken, welke nog niet tot het enig ware geloof gekomen zijn, zich in dezelfde toestand bevinden, en dat dus katholieken een gerechtvaardigde reden zouden kunnen hebben het geloof, dat zij onder het kerkelijk leerambt reeds aangenomen hebben, onder tenietdoening van hun instemming in twijfel trekken, tot zij het wetenschappelijk bewijs van de geloofwaardigheid en de waarheid van hun geloof hebben voltooid, die zij uitgesloten.