
24 april 1870
Daar verder de Kerk met het apostolische ambt van de leerverkondiging ook de opdracht kreeg het geloofsgoed te bewaren, zo heeft zij ook van God het recht en de plicht gekregen een ten onrechte zo genoemde "wetenschap" Vgl. 1 Tim. 6, 20 te verwerpen, "opdat niemand door menselijke wetenschap en ijdele drogredenen misleid worde". Vgl. Kol. 2, 8
Daarom mag niemand die in Christus gelooft zulke opvattingen, die als in strijd met de geloofsleer worden gezien - in het bijzonder wanneer zij door de Kerk verworpen zijn - als echte vruchten van de wetenschap verdedigen, maar hij moet ze voor dwalingen houden, die door de schijn van waarheid bedriegen.
Wie zegt, dat menselijke wetenschappen met zulk een vrijheid behandeld moeten worden, dat hun beweringen voor waar gehouden en door de Kerk niet verworpen kunnen worden, ook wanneer zij in strijd zijn met de geopenbaarde leer, die zij uitgesloten.