H. Paus Johannes Paulus II - 4 december 1988
De tijd schijnt aangebroken om opnieuw te beleven dat er een krachtige wind door de Kerk waaide toen de constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Sacrosanctum Concilium
Over de heilige liturgie
(4 december 1963) werd voorbereid, besproken, aangenomen en afgekondigd en voor het eerst werd toegepast. De korrel is gezaaid en heeft de winterkoude getrotseerd, maar nu is het zaad gerijpt en een boom geworden. Het betreft hier inderdaad de harmonische groei van een boom die des te sterker is naarmate zij dieper in de grond van de traditie geworteld is. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 23 Gaarne herhalen wij wat wij in 1984 tijdens de bijeenkomst van de liturgische commissies hebben gezegd: in het werk van de liturgische vernieuwing, zoals dit door het Concilie gewild is, moet men "op uiterst evenwichtige wijze oog hebben voor het aandeel van God en het aandeel van de mens, voor de hiërarchie en de gelovigen, de traditie en de vooruitgang, de wet en de aanpassing, de afzonderlijke personen en de gemeenschap, de stilte en het enthousiasme van de samenzang. Aldus zal de aardse liturgie aansluiten bij de hemelse, waarin men slechts één koor zal vormen (...) om eenstemmig de Vader door Jezus Christus een loflied toe te zingen". H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de deelnemers aan de bijeenkomst van de voorzitters en secretarissen van de nationale liturgische commissies (27 okt 1984), 6
Met deze vertrouwvolle wens, die in ons hart tot een gebed wordt, verlenen wij aan allen de apostolische zegen.
Gegeven in het Vaticaan, 4 december 1988, in het 11e jaar van ons pontificaat.
Johannes Paulus II