MIRARI VOS ARBITRAMUROver liberalisme en godsdienstig relativisme
(Soort document: Paus Gregorius XVI - Encycliek)
Paus Gregorius XVI -
15 augustus 1832
3 - De Paus vraagt ook de bisschoppen om steun en geeft richting aan het bestrijden van de dreigende gevaren
a. De traditionele leer der Kerk en de eenheid met Rome moeten vastgehouden worden
Dit nu zult gij het best tot stand brengen, indien gij volgens de eis van uw ambt acht geeft op u zelf en uw onderricht, dit altijd voor de geest houdend „dat de gehele Kerk geschokt wordt door elke nieuwigheid, welke dan ook" H. Paus Caelestinus, 24e brief aan de bisschoppen van Frankrijk / 21 to Bishop Galliar en dat volgens de vermaning van den H. Paus Agatho „niets van datgene, wat officieel bepaald is, mag weggenomen, niets veranderd, niets toegevoegd worden, maar dat het én in uitdrukking én in betekenis ongeschonden bewaard moet worden." H. Paus Agatho, brief aan de keizer, bij Labb. dl. 11, p. 235, ed. Mansi vol. 2, p. 235 Onwrikbaar vast zal dan ook behouden blijven de hechte eenheid, welke op de Stoel van St. Petrus als op haar grondslag rust, opdat deze plaats, van waaruit voor alle kerken de voorrechten stammen van deze eerbiedwaardige band „voor allen een bolwerk zij, een veilige plaats, een haven beschut tegen stormen, een schatkamer van ontelbare goederen." H. Paus Innocentius, 11e brief, bij Coust
Om dus de vermetele pogingen de kop in te drukken van hen, die of de rechten van deze H. Stoel trachten te schenden of de vereniging van de kerken met haar te verbreken, welke alleen haar steun en kracht uitmaakt, moet gij de mensen een innige trouw en een oprechte verering jegens de H. Stoel inscherpen, door hen met klem de woorden voor te houden van den H. Cyprianus „dat hij ten onrechte meent nog tot de Kerk te behoren, die de Stoel van Petrus verlaat, waarop de Kerk is gegrondvest." H. Cyprianus, De unit. Eccl.
b. De beslissing over geloofszaken komt alleen aan de Paus toe
Hierop moet dus uw krachtsinspanning en voortdurende waakzaamheid gericht zijn, dat de u toevertrouwde schat des geloofs bewaard blijve, nu wij met droefheid zoveel gewetenloze mensen zien samenspannen om deze te plunderen en te vernietigen. Allen moeten zich wel herinneren, dat de beslissing aangaande de ware leer, waarvan de mensen moeten doordrongen worden, en het bestuur en beheer van de gehele Kerk berust bij den Paus van Rome, aan wien „de volledige macht om de gehele Kerk te leiden, te regeren en te besturen door Christus den Heer geschonken is", zoals de Vaders van het Concilie van Florence uitdrukkelijk verklaard hebben.
Concilie van Florence, 25e zitting, in definit. apud Labb., ed. Venet., vol. 18, col. 527
Het is verder de plicht van iedere bisschop, hecht verbonden te blijven met de Stoel van Petrus, nauwgezet en angstvallig de hun in bewaring gegeven schat te bewaken en de hun toevertrouwde kudde Gods te leiden. De priesters echter moeten onderdanig zijn aan hun bisschoppen, die volgens de vermaning van den H. Hiëronymus „als de vaders van hun ziel door hen moeten beschouwd worden." H. Hiëronymus, brief aan Nepot. a. 1, 24 Nooit mogen zij vergeten, dat reeds overoude voorschriften hen verbieden, bij de uitoefening van hun ambt iets te ondernemen of de taak van te onderrichten en te preken te aanvaarden „zonder goedkeuring van hun bisschop, aan wiens schutse het volk is toevertrouwd en die rekenschap van de zielen moet afleggen." Uit de apostolische canons 38, bij Lab. Dl 1, p. 38, ed. Mansi vol. 1, p. 38 Men zij er dus diep van overtuigd, dat al degenen, die iets tegen deze vastgestelde orde ondernemen, de verhoudingen in de Kerk, voor zover het aan hen ligt, verstoren.
c. Geen „vernieuwing" van de Kerk!
Het zou verder misdadig zijn en geheel in strijd met de bereidwillige eerbied, waarmede de wetten van de Kerk moeten aanvaard worden, haar wettelijke regeling betreffende de verzorging van de heilige dienst, het zedelijk leven en de rechten van haar zelf en haar bedienaren in uitzinnige vrijdenkerij af te keuren of als zijnde in tegenspraak met de vaststaande beginselen van het natuurrecht te brandmerken of deze gebrekkig, onvolmaakt en onderworpen aan het burgerlijk gezag te noemen.
Daar het nu, om de woorden te gebruiken van de Vaders van Trente, vaststaat, dat de Kerk „door Jezus Christus en Zijn apostelen onderricht is en door de Heiligen Geest, die haar zonder ophouden alle waarheid leert, onderwezen wordt"
Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 1, is het volkomen in strijd met het gezond verstand en voor de Kerk hoogst beledigend, haar „een vernieuwing en een verjonging" op te dringen, als zou deze noodzakelijk zijn, om haar bestaan en groei in stand te houden, alsof men zou kunnen menen, dat zij aan verval, verkwijning of andere dergelijke zwakheden onderhevig is. Het doel, dat de vernieuwers hierbij voor ogen hebben, is “om de grondslagen te leggen van een nieuwe, een menselijke” en om te bereiken, hetgeen Cyprianus als verfoeilijk verwerpt, dat de Kerk, die een zaak van God is, een zaak van “mensen worde.”
H. Cyprianus, 52e brief Zij, die zulke plannen beramen, mogen wel overwegen, dat “de beoordeling van de canons” volgens de getuigenis van den H. Leo alleen aan de Paus van Rome “is toevertrouwd” en dat het slechts aan hem, niet echter aan een particulier persoon toekomt, een beslissing te nemen “over de bepalingen van de voorvaderlijke verordeningen” en verder, zoals de H. Gelasius schrijft , ”de besluiten van de canons en de voorschriften van zijn voorgangers af te wegen en af te meten, om dan na rijp beraad datgene te verzachten, waarvan de nood der tijden in het belang der kerken een verlichting eist.”
H. Paus Gelasius in zijn brief aan de bisschoppen van Lucanië
d. Het celibaat der geestelijken moet ongerept gehandhaafd blijven
Op deze plaats wil ik uw onwankelbare trouw aan de godsdienst opwekken tegenover de schandelijke strijd, die, zoals gij weet, over een steeds breder front ontbrandt tegen het celibaat van de geestelijken. In deze strijd staan naast de verdorven wijsgeren van onze tijd zelfs sommigen uit de geestelijke stand, die met voorbijzien van hun persoon en waardigheid en verleid door de verlokkingen der wellust zich tot zulk een onbeschaamdheid verlaagd hebben, dat zij op sommige plaatsen zelfs openlijk en herhaaldelijk bij de regeringen er op durfden aandringen, om die heilige instelling af te schaffen. Het stuit ons echter tegen de borst u lang over deze minderwaardige pogingen te spreken, veeleer laten wij het vol vertrouwen aan uw nauwgezette plichtsbetrachting over, om met alle kracht volgens de voorschriften van de heilige canons een zo hoogst gewichtige wet, waarop de pijlen van de vrijgeesten van alle kanten gericht worden, ongeschonden te bewaken, te handhaven en te verdedigen.
e. De heiligheid en onverbreekbaarheid van het christelijk huwelijk moeten beschermd worden
Vervolgens roept het eerbiedwaardig huwelijk van Christenen, dat Paulus „een groot geheim in Christus en de Kerk" (
Ef. 5, 32) heeft genoemd, onze gemeenschappelijke zorgen op, om te verhinderen, dat door minder juiste opvattingen of pogingen inbreuk gemaakt wordt op de heiligheid en de onverbreekbare band er van. Met kracht reeds had onze voorganger Pius VIII in zijn tot u gericht schrijven hierop aangedrongen. Maar toch nemen de vijandige aanslagen op het huwelijk nog steeds toe.
De mensen moeten er dus met klem op gewezen worden, dat een eenmaal geldig gesloten huwelijk niet meer kan ontbonden worden, dat God de gehuwden een blijvende levensgemeenschap en een hechte verbondenheid heeft opgelegd zó, dat deze slechts door de dood kan beëindigd worden. Men moet wel bedenken, dat het huwelijk een heilige zaak is en dus aan de Kerk onderworpen. Men moet de door de Kerk dienaangaande vastgestelde wetten voor ogen houden en daaraan onberispelijk en nauwgezet gehoorzamen, want van het nakomen van die wetten alleen ontvangt het huwelijk zijn invloedrijke werking en juiste samenleving. Men moet er zich wel voor wachten op enigerlei wijze iets te doen, dat met de verordeningen der heilige canons en de besluiten der concilies in strijd is, daar men heel goed de rampzalige gevolgen kent van de huwelijken, welke gesloten worden tegen de voorschriften der Kerk in of zonder dat Gods hulp is afgesmeekt of alleen onder invloed van de hartstocht, zonder dat het bruidspaar ook maar enigszins denkt aan het sacrament en de mysteries, die daardoor worden aangeduid.
© 1950, Eccelsia Docens, uitg. Gooi&Sticht, Hilversum 0174
Vert.: L. Zeinstra OFM