H. JOHANNES, ZOON VAN ZEBEDEüS
(Soort document: Paus Benedictus XVI - Audiëntie)
Paus Benedictus XVI -
5 april 2006
H. JOHANNES, ZOON VAN ZEBEDEüS
Beste broeders en zusters,
de ontmoeting van vandaag wijden we aan de herinnering aan een ander, heel belangrijk lid van het apostelcollege: Johannes, zoon van Zebedeüs en broer van Jakobus. Zijn naam, typisch Joods, betekent: "De Heer heeft genade betoond". Hij was bezig de netten in orde te maken aan de oever van het meer van Tiberias, toen Jezus hem riep, tegelijk met zijn broer Vgl. Mt. 4, 21
Vgl. Mc. 1, 19
.
Johannes maakt altijd deel uit van de beperkte groep die Jezus bij bepaalde gelegenheid met Zich meeneemt. Hij is er met Petrus en Jakobus bij wanneer Jezus in Kafarnaüm het huis van Petrus binnengaat om zijn schoonmoeder te genezen Vgl. Mc. 1, 29
; met de twee andere volgt hij de Meester in het huis van de overste van de synagoge, Jaïrus, van wie het dochtertje weer tot leven geroepen gaat worden Vgl. Mc. 5, 37
; hij volgt Hem wanneer Hij de berg op gaat om er van gedaante te veranderen Vgl. Mc. 9, 2
; hij staat naast Hem op de Olijfberg wanneer Hij ten overstaan van de indrukwekkende tempel van Jeruzalem de rede uitspreekt over het einde van de stad en van de wereld Vgl. Mc. 13, 3
; en tenslotte is hij dicht bij Hem wanneer Hij in de hof van Getsemane zich terugtrekt om vlak voor zijn lijden te bidden tot de Vader Vgl. Mc. 14, 33
. Vlak voor Pasen, wanneer Jezus twee leerlingen kiest om hen er op uit te sturen om de zaal klaar te maken voor het Avondmaal, is het aan hem en aan Petrus dat Hij deze taak toevertrouwt Vgl. Lc. 22, 8
.
Deze bijzondere plaats in de groep van de Twaalf maakt in zekere zin het initiatief begrijpelijk dat zijn moeder op zekere dag nam: zij kwam bij Jezus om Hem voor de twee zonen, Johannes en Jakobus, te vragen dat de een aan zijn rechter en de ander aan zijn linkerhand zou mogen zitten in zijn Rijk
Vgl. Mt. 20, 21
. Jezus antwoordde, zoals wij weten, door op zijn beurt een vraag te stellen: Hij vroeg of zij in staat waren de beker te drinken die Hij ging drinken
Vgl. Mt. 20, 22
. De bedoeling achter die woorden was: de ogen van de twee leerlingen te openen, hen in te leiden in de kennis van het mysterie van zijn Persoon, en hun een versluierde aanduiding te geven van hun toekomstige roeping om zijn getuigen te zijn tot aan het uiterste bewijs van het bloed. Inderdaad verduidelijkte Jezus kort daarna dat Hij niet gekomen was om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot losprijs van velen
Vgl. Mt. 20, 28
.
In de dagen na zijn verrijzenis, vinden we de "zonen van Zebedeüs" terug in een vruchteloos nachtelijk zwoegen met Petrus en enkele andere leerlingen, waarop dan door tussenkomst van de Verrezene de wonderbare visvangst volgt: daarbij is het "de leerling van wie Jezus veel hield" die "de Heer" als eerste herkent en Petrus erop wijst (Joh. 21, 1-13).
Binnen de Kerk van Jeruzalem bekleedde Johannes een belangrijke plaats in de leiding van de eerste groep christenen. Paulus rekent hem immers onder degenen die hij de "steunpilaren" van die gemeenschap noemt
Vgl. Gal. 2, 9
. Inderdaad laat Lucas hem in de Handelingen samen met Petrus zien terwijl zij gaan bidden in de Tempel
Vgl. Hand. 3, 1 - 4, 11
, of voor het Sanhedrin verschijnen om getuigenis te geven van hun eigen geloof in Christus Jezus
Vgl. Hand. 4, 13.19
. Samen met Petrus wordt hij door de Kerk van Jeruzalem uitgenodigd in Samaria degenen te gaan bevestigen die het Evangelie hebben ontvangen, door over hen te bidden opdat zij de heilige Geest ontvangen
Vgl. Hand. 8, 14-15
.
In het bijzonder is hier te herinneren aan hetgeen hij samen met Petrus zegt ten overstaan van het Sanhedrin dat een proces tegen hem voert: "Het is voor ons onmogelijk niet te spreken over hetgeen wij gezien en gehoord hebben" (Hand. 4, 20). Juist deze vrijmoedigheid in het belijden van het eigen geloof blijft voor ons allen een voorbeeld en een aansporing, om altijd bereid te zijn vastbesloten er voor uit te komen dat wij onwankelbaar vasthouden aan Christus, en om aan het geloof de voorrang te geven boven elke berekening of menselijk belang.
Volgens de Overlevering is Johannes "de leerling van wie Jezus veel hield", die in het Vierde Evangelie tijdens het laatste Avondmaal zijn hoofd laat rusten tegen de borst van de Meester
Vgl. Joh. 13, 21
; zich aan de voet van het Kruis bevindt samen met de Moeder van Jezus
Vgl. Joh. 19, 25
en die tenslotte getuige is zowel van het lege Graf als van de aanwezigheid zelf van de Verrezene
Vgl. Joh. 20, 2
Vgl. Joh. 21, 7
. Wij weten dat deze vereenzelviging tegenwoordig een punt van discussie is onder de geleerden, van wie sommigen in hem alleen het prototype zien van de leerling van Jezus. Terwijl wij het aan de exegeten overlaten het vraagstuk op te lossen, stellen we er ons hier mee tevreden er een belangrijke les voor ons leven aan te ontlenen: de Heer wil van ieder van ons een leerling maken die uit een persoonlijke vriendschap leeft met Hem.
Om dit te realiseren is het niet voldoende Hem alleen maar aan de buitenkant te volgen en naar Hem te luisteren; het is daarvoor ook nodig met Hem te leven en zoals Hij. Dat is alleen mogelijk in de context van een heel vertrouwelijke relatie met Hem, die doortrokken is van de warmte van een groot vertrouwen. Dat is wat er tussen vrienden plaats heeft. Daarom heeft Jezus eens gezegd:
"Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden... Ik noem u geen dienaars meer, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar u heb ik vrienden genoemd, want Ik heb u alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb gehoord" (Joh. 15, 13.15).
In de apocriefe
Handelingen van Johannes wordt de Apostel niet voorgesteld als stichter van Kerken en ook niet als leider van reeds gegrondveste gemeenschappen, maar als een die voortdurend onderweg is en die in de ontmoeting met "zielen die in staat zijn te hopen en gered te worden" (18, 10; 23, 8) het geloof weet te communiceren. Het geheel vanuit de paradoxale bedoeling het onzichtbare te laten zien. Inderdaad wordt hij door de Oosterse Kerk kortweg "de Theoloog" genoemd, dat wil zeggen: hij die in staat is in toegankelijke bewoordingen te spreken over de goddelijke dingen, door het onthullen van een verborgen toegang tot God in het aanhangen van Jezus.
De verering van de Apostel Johannes begon vanuit de stad Efeze, waar hij volgens een oude Overlevering lange tijd werkzaam is geweest en er ten tijde van keizer Trajanus tot op buitengewoon hoge leeftijd is gebleven. In Efeze heeft keizer Giustinianus in de zesde eeuw een grote basiliek laten bouwen ter ere van hem, waarvan tot op heden toe indrukwekkende ruïnes zijn overgebleven. Juist daar in het Oosten genoot hij, en geniet hij nog steeds een grote verering. In de Byzantijnse iconografie wordt hij dikwijls als heel oud voorgesteld - volgens de overlevering stierf hij ten tijde van keizer Trajanus - en in intense beschouwing, in een houding als het ware van iemand die uitnodigt tot stilzwijgen.
Inderdaad, zonder adequate inkeer is het niet mogelijk het opperste mysterie van God en zijn openbaring naderbij te komen. Dat verklaart waarom jaren geleden de Oecumenische Patriarch van Constantinopel, Athenagoras - degene die Paulus VI omhelsde in een gedenkwaardige ontmoeting H. Paus Paulus VI, Toespraak, Gezamenlijke verklaring van Paus Paulus VI en Patriarch Athenagoras I (6 jan 1964). Red. - heeft gezegd: "Johannes staat aan de oorsprong van onze hoogste spiritualiteit. Net als hij kennen de "zwijgenden" die geheimvolle uitwisseling van hart tot hart. Zij roepen de aanwezigheid van Johannes aan en hun hart schiet in vlam" O. Clément, Dialoghi con Atenagora, Turijn 1972, p. 159.
Moge de Heer ons helpen om in de leer te gaan bij Johannes, om de grote les van de liefde te leren, zodat wij ons bemind voelen door Christus "tot het uiterste toe" (Joh. 13, 1), en ons leven geven voor Hem.
© 2006, Libreria Editrice Vaticana
Vert.: Past. Chr. van Buijtenen, pr., nummering en alineaindeling door de vertaler