9 april 2002
Bij deze in hoge mate liturgische cultische uiting voegen zich vele andere van volkse aard. De gelovigen houden immers van relikwieën. Een verlichte pastoraal met betrekking tot de daaraan verschuldigde verering zal niet nalaten:
- zich van hun echtheid te vergewissen; daar waar deze twijfelachtige is, zullen de relikwieën met gepaste behoedzaamheid aan de verering van de gelovigen onttrokken moeten worden; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - een buitensporige versplintering te verhinderen van relikwieën, die niet in overeenstemming is met de waardigheid van het menselijk lichaam; de liturgische normen waarschuwen immers dat relikwieën ’een dergelijk grootte’ moeten hebben ’dat zij te verstaan geven dat het delen van een menselijk lichaam betreft’; Cf. PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, Editio Typica, Typis Polyglotis Vaticanis 1977, cap. II, Praenotanda, 5. - de gelovigen te vermanen zich niet te laten meeslepen door die manie relikwieën te verzamelen; dat heeft in het verleden soms afkeurenswaardige consequenties gehad; - ervoor te waken dat ieder bedrog, iedere vorm van handel Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1190 en iedere bijgelovige ontaarding vermeden wordt. De verschillende vormen van volksdevotie voor de relikwieën, het versieren met lichtjes en bloemen, de zegen die hiermee gegeven wordt, het dragen hiervan in processies, de gewoonte deze naar zieken te brengen om hen te troosten en hun vraag om genezing kracht bij te zetten niet uitgezonderd – moeten met grote waardigheid en een echt aandrang van geloof in praktijk gebracht worden. In ieder geval zal men moeten vermijden de relikwieën van heiligen op de altaartafel uit te stellen: zij is gereserveerd voor het lichaam en Bloed van de Koning van martelaren. Cf. St. AMBROSE, Epistula LXXVII (MAUR. 22), 13: CSEL 82/3, Vindobonae 1982, pp. 134-135; PONTIFICALE ROMANUM, Ordo dedicationis ecclesiae et altaris, cit., cap. IV, Praenotanda, 10.