9 april 2002
De advent is een tijd van verwachting, bekering en hoop:
Met betrekking tot de Advent zijn er verschillende uitingen van volksvroomheid die het geloof van het volk ondersteunen en van de ene generatie op andere het bewustzijn overdragen van enkele waarden van de liturgische tijd.
Het gebruik om vier kaarsen op een krans van altijd groene takken te plaatsen komt vooral voor in Germaanse landen en in Noord-Amerika en is het symbool geworden van de Advent in de huizen van de Christenen.
De Adventskrans met de vier kaarsen, die geleidelijk aangestoken worden, zondag na zondag, tot het hoogfeest van Kerstmis, is de herinnering aan de verschillende etappes van de heilsgeschiedenis vóór Christus en symbool van het profetisch licht dat langzamerhand de nacht verlichtte van de verwachting tot het opgaan van de zon van de gerechtigheid. Vgl. Mal. 3, 20 Vgl. Lc. 1, 78
In de Adventstijd houdt men in verschillende gebieden allerlei processen die nu eens in de straten van de steden de aankondiging zijn van de aanstaande geboorte van de Heiland (de ‘heldere ster’ van enkele Italiaanse steden), dan weer een uitdrukking van de tocht van Jozef en Maria naar Bethlehem en hun zoeken naar een gastvrije plaats (de ‘posadas’ in de Spaanse en Latijns-Amerikaanse traditie).
Daar waar de volksvroomheid vieringen heeft ingesteld om de seizoenswisseling tot uitdrukking te brengen, dienen deze gehandhaafd en benut te worden als momenten voor een smeekgebed tot de Heer en voor een bezinning op de betekenis van de menselijke arbeid, die een meewerken is aan Gods heilswerk, een zelfverwerkelijking van de persoon, een dienst aan het algemeen welzijn en een verwezenlijking van het verlossingsplan. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 34.35.67
Het benutten van de Advent ‘als een tijd die bijzonder geschikt is voor de viering van Moeder van de Heer’, Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Over de vernieuwing van de Maria-verering in liturgie en persoonlijke beleving, Marialis Cultus (2 feb 1974), 4 betekent echter niet dat deze liturgische tijd voorgesteld wordt als een ‘Mariamaand’.
In de liturgische kalenders van het christelijke oosten lijkt de tijd van voorbereiding op de verschijning (Advent) van de goddelijke redding (theofanie) in de mysteries van de geboorte-epifanie van de eniggeboren Zoon van God de Vader duidelijk mariaal te zijn. De aandacht concentreert zich op de voorbereiding op de komst van de Heer in het mysterie van de Moeder Gods. Voor het oosten zijn alle Maria-mysteries christologische mysteries, d.w.z. zij verwijzen naar het mysterie van onze redding in Christus. Zo zingt men in de koptische ritus gedurende deze tijd de lof van Maria in de Theotokia; in het syrische oosten wordt de tijd Subbara, ofwel Aankondiging genoemd om zo zijn mariale karakter te onderstrepen. In de byzantijnse ritus bereidt men zich op Kerstmis voor met een groeiende reeks feesten en mariale gezangen.
Het hoogfeest van de Onbevlekte (8 december), dat door de gelovigen intens wordt beleeft, geeft aanleiding tot manifestaties van volksvroomheid waarin de belangrijkste uiting de noveen tot de Onbevlekte is. Het lijdt geen twijfel dat het feest van de zuivere, onbevlekte ontvangenis van Maria als oorspronkelijke voorbereiding op de geboorte van Jezus goed past bij enkele dragende thema’s van de Advent: ook dit feest verwijst naar het lange wachten op de Messias en roept de profetieën en symbolen uit het Oude Testament in herinnering die ook door de Adventsliturgie gebruikt worden.
Waar de noveen van de Onbevlekte gevierd wordt, zal men de profetische teksten moeten belichten die – uitgaande van de voorspelling in Genesis 3,15 (Gen. 3, 15) – uitlopen op de groet van Gabriël aan haar ‘die vol van genade is’ (Lc. 1, 28), en op de aankondiging van de geboorte van de Heiland. Vgl. Lc. 1, 31-33
Op het Amerikaanse continent viert men bij de nadering van Kerstmis het feest van Onze Lieve Vrouw van Guadeloupe (12 december), dat gepaard gaat met veelvuldige volkse manifestaties en dat de juiste gesteldheid om de Heiland te ontvangen zeer bevordert: Maria - ’nauw verbonden met de opkomst van de Kerk in Amerika – was de lichtende ster die de verkondiging van Christus, de Heiland, aan de kinderen van deze volkeren verlichte’. H. Paus Johannes Paulus II, Angelus/Regina Caeli, Hermanos Rodriguez Racetrack in Mexico-Stad, Over Amerika (24 jan 1999)
De Kerstnoveen is ontstaan om de gelovigen bekend te maken met de rijkdom van een liturgie waartoe zij niet gemakkelijk toegang hadden. De kerstmoveen heeft daadwerkelijk een heilzame functie gehad en kan deze nog steeds hebben. In onze tijd waarin de deelname van het volk aan de liturgische vieringen vergemakkelijkt is, zal het echter wenselijk zijn dat tijden de dagen van 17 t/m 23 december de verspers op plechtige wijze gevierd worden met de ’grote antifonen’ en de gelovigen uitgenodigd worden hieraan deel te nemen. Een dergelijke viering, waarbij voor het begin of na afloop gebruik gemaakt zal kunnen worden van elementen die de volksvroomheid dierbaar zijn, zou een uitstekende kerstnoveen’ kunnen vormen die in de volle zin van het woord liturgisch is en tegemoet komt aan de eisen die de volksvroomheid stelt. Binnen de viering van de vespers kunnen dan enkele elementen gerealiseerd worden waarin reeds voorzien is (bijvoorbeeld de homilie, het gebruik van wierook, de aanpassing van de voorbeden).
De volksvroomheid ziet immers in dat men het Kerstmis van de Heer alleen maar kan vieren in een klimaat van soberheid en van vreugdevolle eenvoud en vanuit een houding van solidariteit jegens de armen en de gemarginaliseerden; de verwachting van de geboorte van de Heiland maakt haar gevoelig voor de waarde van het leven en de plicht het te respecteren en te beschermen vanaf de conceptie; zij voelt ook aan dat men niet op consequente wijze de geboorte kan vieren van Hem ’die zijn volk uit hun zonden zal redden’ (Mt. 1, 21) zonder zich in te spannen het kwaad van de zonde uit zichzelf te verwijderen. Zij wil daarbij leven in een waakzame verwachting van Hem die zal wederkomen aan het einde der tijden.