9 april 2002
In het licht van wat tot nu toe is gezegd, is de weg om de oorzaken van het gebrek aan evenwicht en van spanning tussen liturgie en volksvroomheid uit de weg te ruimen die van de vorming, zowel van de clerus, als van de leken. De nodige liturgische vorming is een werk van lange adem, dat steeds opnieuw ontdekt en verdiept moet worden. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, 25e Verjaardag van de promulgatie van het Conciliedocument Sacrosanctum Concilium over de heilige liturgie, Vicesimus Quintus Annus (4 dec 1988), 15 Tevens is ter aanvulling hiervan en met het oog op een harmonische en rijke spiritualiteit ook vorming nodig voor de volksvroomheid.Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983)
Immers, aangezien ‘het geestelijk leven niet uitsluitend in het deelnemen aan de heilige liturgie bestaat’, H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Aan de Plenaire Vergadering van de Congregatie voor de goddelijke Eredienst en de Regeling van de Sacramenten (21 sept 2001), 5. In deze Boodschap benadrukte de Paus, na aan het centrale en onvervangbare karakter van de liturgie voor het leven van de Kerk herinnerd te hebben, 'dat de volksvroomheid haar natuurlijke bekroning heft in de liturgieviering, waarop zij zich idealiter moet richten, ook al vloeit zij er gewoonlijk niet mee samen; dit dient toegelicht te worden met een gepaste catechese' Vgl. Congregatie voor de Clerus, Algemeen directorium voor de catechese (15 aug 1997), 195-196 voldoet het zich uitsluitend beperken tot groei. Overigens kan het liturgisch handelen, vooral de deelname aan de Eucharistie, niet een leven doordrenken waarin het individueel gebed niet aanwezig is en waarin de woorden ontbreken die door de traditionele vormen van devotie van het Christenvolk overgeleverd zijn. Het hedendaags zich wenden tot de ‘religieuze’ praktijken van oosterse afkomst, die op verschillende wijze bewerkt worden, is een aanwijzing voor een zoeken naar de spiritualiteit van het bestaan, het lijden, het samen delen. De generaties van na het Concilie hebben al naar gelang de landen niet de ervaring met vormen van devotie die de voorafgaande generaties hadden. Dit is de reden waarom catechese en opvoeding bij het voorhouden van een doorleefde spiritualiteit er niet omheen kunnen te verwijzen naar het erfgoed dat vertegenwoordigd wordt door de volksvroomheid, in het bijzonder door de oefeningen van godsvrucht die aanbevolen worden door het leergezag.