• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

In het christelijke, vooral Byzantijnse oosten verschijnt de periode van de Middeleeuwen als een tijd van strijd tegen de ketterij van het iconoclasme in twee fases (725 – 787 en 815 – 843). Het is een periode die een ‘scheidslijn’ betekende voor de ontwikkeling van de liturgie, voor de klassieke commentaren op de liturgie van de eucharistie en voor de iconografie betreffende het gebouw van de eredienst.

Op liturgisch gebied neemt het hymnografisch erfgoed aanzienlijk toe en krijgen de riten hun definitieve vorm. De liturgie weerspiegelt de symbolische visie op het heelal en de hiërarchische en sacrale opvatting van de wereld. Hierin komen alle vragen van de christelijke maatschappij, de idealen en structuren van het kloosterwezen, de aspiraties van het volk, de intuïties van de mystici en de regels van de asceten samen.

Nadat de crisis van het iconoclasme overwonnen is met het decreet De sacris imaginibus van het Tweede Oecumenisch Concilie van Nicea (787) 2e Concilie van Nicea, 7e Zitting - De definitie aangaande heilige afbeeldingen, Sessio VII - Definitio de sacris imaginibus (13 okt 787), een overwinning die geconsolideerd wordt in de ‘triomf van de orthodoxe’ (843), ontwikkelt zich de iconografie, krijgt ze definitieve vorm en geeft zij zichzelf een leerstellige legitimatie. De hiëratische icoon met een grote symbolische kracht is zelf een deel van de liturgieviering: zij weerspiegelt het gevierde mysterie. Zij is een vorm van permanente aanwezigheid ervan en houdt dit het gelovige volk voor.

In het westen vindt reeds in de vijfde eeuw de ontmoeting plaats tussen Christendom en nieuwe volken, vooral Kelten, Visigoten, Angelsaksen en Frankische Germanen. Deze ontmoeting brengt een proces op gang van de vorming van nieuwe culturen en van nieuwe politieke en burgerlijke instellingen.

In het grote tijdsbestek dat gaat van de zevende eeuw tot de helft van de vijftiende eeuw, komt het tot een definitieve en steeds duidelijkere differentiatie tussen liturgische en volksvroomheid. Dit gaat zo ver dat er een dualisme in de vieringen ontstaat: parallel aan de liturgie, die in het Latijn gevierd wordt, ontwikkelt zich een gemeenschappelijke volksvroomheid, die zich in volkstaal uitdrukt.

Als oorzaken die in deze periode een dergelijk dualisme bepaald hebben, kunnen genoemd worden:

  • het idee dat de liturgie veeleer tot de bevoegdheid van de clerici behoort, terwijl de leken niet meer dan toeschouwers zijn;
  • de onmiskenbare differentie in positie in de christelijke maatschappij – clerici, monniken, leken – leidt tot verschillende vormen van gebedsstijlen;
  • de op liturgisch en iconografisch vlak heldere en gedetailleerde opvattingen over de verschillende aspecten van het ene mysterie van Christus; ook al is het enerzijds een uitdrukking van liefdevolle aandacht voor het leven en werken van de Heer, anderzijds maakt dit het niet gemakkelijker om de centrale plaats die Pasen inneemt, duidelijk te zien en bevordert het een zich vermenigvuldigen van momenten en vormen van viering met een volks karakter;
  • de onvoldoende directe kennis van de Schriften, niet alleen bij de leken, maar ook bij veel clerici en religieuzen maakt de toegang moeilijk tot de onmisbare sleutel om de structuren en de symbolische taal van de liturgie te begrijpen;
  • daarentegen oefent de verbreiding van de apocriefe literatuur, die rijk is aan wonderbaarlijke verhalen en anekdotische episoden, een aanzienlijke invloed uit op de iconografie en trekt ze de aandacht van de gelovigen, doordat ze tot hun verbeelding spreekt;
  • de uitzonderlijkheid van prediking met een homiletisch karakter, het bijna verdwijnen van de mystagogische prediking en de onvoldoende catechetisch vorming, waardoor de liturgische viering gesloten blijft voor het begrip en de actieve deelname van de gelovigen, die dientengevolge alternatieve vormen en momenten van eredienst zoeken;
  • de neiging tot allegorisme, die, doordat zij buitensporige invloed heeft op de interpretatie van teksten en riten, de gelovigen afleidt van het verstaan van de ware aard van de liturgie;
  • het herstel van volkse vormen en structuren om zich uit te drukken, bijna als een onbewuste revanche ten opzichte van een liturgie die in vele opzichten onbegrijpelijk was geworden en ver van het volk afstond.

In de middeleeuwen ontstonden en ontwikkelden zich veel geestelijke bewegingen en verenigingen met een verschillende juridische en kerkelijke vorm. Hun leven en activiteiten hadden aanzienlijke gevolgen voor de betrekkingen tussen liturgie en volksvroomheid, waartoe ze een aanzet vormden.

Zo namen bijvoorbeeld de nieuwe religieuze ordes van evangelisch-apostolisch leven, die zich wijdden aan de prediking, vormen van viering over die vergeleken met de monastieke ordes eenvoudiger waren en dichter bij het volk en zijn uitingsvormen stonden. En anderzijds bevorderen zij het ontstaan van oefeningen van godsvrucht waarmee zij hun charisma tot uitdrukking brachten en op de gelovigen overdroegen.

Religieuze broederschappen, opgericht ten dienste van cultus en liefdadigheid, en lekengilden, gevormd voor beroepsmatige doeleinden, doen een bepaalde liturgische activiteit ontstaan met een volks karakter: zij bouwen kapellen voor hun cultische bijeenkomsten, zij kiezen een patroonheilige en vieren zijn feest. Niet zelden stellen zij voor eigen gebruik kleine vieringen en andere gebedsformulieren samen waarin de invloed van de liturgie en tegelijkertijd de aanwezigheid van elementen, afkomstig uit de volksvroomheid, duidelijk zijn.

Op hun beurt inspireren de scholen van spiritualiteit, die een belangrijk referentiepunt in het kerkelijk leven geworden zijn, tot een existentiële houding en een wijze van interpreteren van een leven in Christus en de Heilige Geest. Zij oefenen geen geringe invloed uit op sommige keuzes wat de viering betreft (bijvoorbeeld de episodes van het lijden van Christus) en liggen ten grondslag aan veel oefeningen van godsvrucht.

En dan is er nog het feit dat de burgermaatschappij, die idealiter de gestalte krijgt van een societas christiana, enkele van haar structuren vorm geeft naar kerkelijke gebruiken en soms het levensritme verdeelt op basis van het liturgisch ritme; hierdoor komt net bijvoorbeeld dat de avondklok voor de burgers tegelijkertijd een waarschuwing is om van het werk op de velden naar huis terug te keren en een uitnodiging om een groet tot de heilige Maagd te richten.

Gedurende de gehele Middeleeuwen ontstaan en ontwikkelen zich dus geleidelijk aan vele uitingen van volksvroomheid waarvan niet weinige in onze tijd nog bestaan:

  • er worden religieuze drama’s georganiseerd die de mysteries tot heilsgebeurtenissen van de geboorte van Christus, zijn lijden, dood en verrijzenis;
  • de poëzie in de volkstaal komt op een deze begunstigt de deelname van de gelovigen door ruime toepassing op het gebied van de volksvroomheid;
  • er verschijnen alternatieve vormen van devotie of vormen van devotie die parallel lopen met sommige liturgische uitingen; zo wordt bijvoorbeeld de zeldzaamheid van de eucharistische communie gecompenseerd door verschillende vormen van aanbidding van het Allerheiligste Sacrament; in de late Middeleeuwen is er tendens dat het bidden van de rozenkrans in de plaats komt van het lijden op Goede Vrijdag gehouden worden, vervangen voor veel gelovigen het liturgisch handelen dat eigen is aan die dag;
  • de volkse vormen van de verering van de heilige Maagd en de heiligen nemen toe: bedevaarten naar de heilige plaatsen in Palestina en de graven van de apostelen en martelaren, verering van relikwieën, smeekbeden in de vorm van litanieën en gebeden en werken ten behoeve van de overledenen;
  • er ontwikkelen zich op aanzienlijke schaal zegeningriten waarbij men tegelijk met elementen van echt christelijk geloof er andere tegenkomt die een weerspiegeling zijn van een naturalistisch gevoel en van voorchristelijke vormen van geloof en volkspraktijken;
  • er vormen zich kernen van ‘heilige tijden’ met een volkse achtergrond die aan de hand van het ritme van het liturgisch jaar een plaats vinden: dagen voor een jaarmarkt met een sacraal-profaan karakter, triduüms, een zevendaagse-achtdaagse periode van gebed, novenen, maanden die gewijd zijn aan bijzondere volksdevoties.
In de Middeleeuwen is de relatie tussen liturgie en volksvroomheid constant en complex. Hierin kan men een dubbele beweging zien: de liturgie inspireert en bevrucht uitdrukkelijk van volksvroomheid; en vice versa worden vormen van volksvroomheid opgenomen en geïntegreerd in de liturgie. Dat gebeurt vooral in het kader van de riten van toewijding van personen, het op zich nemen van persoonlijke verplichtingen, het wijden van plaatsen, het instellen van feesten en op het bonte gebied van de zegeningen.

Toch overheerst het verschijnsel van een zeker dualisme tussen liturgie en volksvroomheid bedreigen bij gebrek aan een diepgaande catechese afwijking en overdrijvingen een correcte uitding van de christelijke eredienst.

Document

Naam: DIRECTORIUM OVER VOLKSVROOMHEID EN LITURGIE. PRINCIPES EN RICHTLIJNEN
Soort: Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Datum: 9 april 2002
Copyrights: © 2003, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 2, p. 13-198
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test