9 april 2002
Zoals een heiligdom een plaats is van gebed, zo is een bedevaart een tocht van gebed. Bij iedere etappe ervan zal het gebed een bedevaart moeten bezielen en het Woord van God zal er het licht en de gids, het voedsel en de steun van moeten zijn.
Een goede afloop van een bedevaart als cultische uiting, en de vruchten zelf die men ervan verwacht, zijn verzekerd door een ordelijk verloop van de vieringen en een passende onderstreping van de verschillende fasen ervan.
Het vertrek van een bedevaart zal op passende wijze gekenmerkt moeten zijn door een ogenblik van gebed in de parochiekerk of op een andere geschikte plaats en bestaan uit de viering van de Eucharistie of een gedeelde van het getijdengebed Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 407. of een bijzondere zegening van de bedevaartgangers. Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo ad benedicendos peregrinos, cit., 404-419
Het laatste gedeelte van de tocht zal bezield moeten zijn door een intenser gebed; het is raadzaam dat dit laatste gedeelte, wanneer het heiligdom al in zich is, te voet afgelegd wordt, in processievorm, biddend, zingend, stilhoudend bij de kapelletjes die eventueel langs het traject staan.
Het onthaal van de bedevaartgangers zal gelegenheid kunnen bieden voor een soort ’drempelliturgie’ die de ontmoeting van de bedevaartgangers en bewaarders van het heiligdom op typisch geloofsniveau brengt. Waar het mogelijk is, zullen deze laatsten de bedevaartgangers tegemoet dienen te gaan om met hun het laatste gedeelte van de tocht af te leggen.
Het verblijf in een heiligdom zal uiteraard het meest intense moment van een bedevaart dienen te zijn en zal gekenmerkt moeten worden door een inzet voor de bekering, die op passende wijze bekrachtigd wordt door het sacrament van boete en verzoening, door bijzondere uitingen van gebed – zoals het dankgebed, het smeekgebed of het vragen om voorspraak in verband met de karakteristieken van het heiligdom en de doeleinden van de bedevaart – en door de viering van de Eucharistie, het hoogtepunt van de bedevaart zelf. Zie de nummers 265-273 hierboven
Het einde van een bedevaart zal passende wijze gekenmerkt dienen te worden door een ogenblik van gebed, in hetzelfde heiligdom of in de Kerk vanwaaruit zij vertrokken is. Cf. RITUALE ROMANUM, De Benedictionibus, Ordo benedictionis peregrinorum ante vel post reditum, cit., 420-430. De gelovigen zullen God dan danken voor de gave van de bedevaart en de Heer de nodige hulp vragen om, eenmaal thuis teruggekeerd, met een edelmoedigere inzet hun christelijke roeping te beleven.
Vanaf de oudheid verlangt een bedevaartganger ’herinneringen’ aan het bezochte heiligdom bij zich te dragen. Men zal ervoor dienen te zorgen dat voorwerpen, prentjes en boeken, de authentieke geest van de heilige plaats overbrengen. Men dient er bovendien zorg voor te dragen dat de verkooppunten zich niet binnen het gewijde gebied van het heiligdom bevinden, noch dat ze er als een markt uitzien.