9 april 2002
Ondanks de in de loop van de eeuwen ondergane veranderingen behoudt de bedevaart ook in onze tijd de wezenlijke trekken die de spiritualiteit ervan bepaalden.
De eschatologisch dimensie. Deze is wezenlijk en oorspronkelijk: de bedevaart als een ’tocht naar een heiligdom’, is een moment uit en een parabel van de toch naar het Koninkrijk. Een bedevaart helpt immers zich bewust te worden van het echatologische perspectief waarbinnen de Christen, de homo viator, zich beweegt: tussen het duister van het geloof en de dorst om te zien, tussen de beperkte tijd en het streven naar het leven zonder einde, tussen de inspanning van de tocht en de verwachting van rust, tussen het geween van de ballingschap en het verlangen naar de vreugde van het vaderland tussen de vermoeienis van het werk en het verlangen naar rustige beschouwing. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 5: CCL 36, Turnholti 1954, p. 685
De gebeurtenis van de uittocht, de tocht van Israël naar het beloofde land, weerspiegelt zich ook in de spiritualiteit van een bedevaart. Een bedevaartganger weet dat ’wij geen blijvende stad hebben’ (Heb. 13, 14) en daarom vervolgt hij verder dan het onmiddellijke doel van het heiligdom zijn weg door de woestijn van het leven naar de hemel, het ware Beloofde Land.
De dimensie van de boete. Een bedevaart krijgt gestalte als een ’tocht van bekering’. Wanneer een bedevaartganger naar een heiligdom trekt, dan legt hij een traject af dat gaat van het zich bewust worden van de eigen zonde en de boeien die hem kluisteren aan vluchtige en nutteloze zaken, tot het bereiken van de innerlijke wijsheid en het begrip van de diepe betekenis van het leven
Zoals gezegd, vormt het bezoek aan een heiligdom voor veel gelovigen een gunstige, dikwijls gezochte gelegenheid om te naderen tot het boetesacrament Zie hierboven bij nummer 267 en is de bedevaart zelf in het verleden, maar ook in onze tijd – opgevat en voorgesteld als een werk van boetedoening.
Overigens, wanneer een bedevaart op een authentieke wijze gehouden wordt, keert de gelovige van het heiligdom terug met het voornemen ’zijn leven te veranderen’, het vastberadener te richten op God en er een duidelijker transcendent perspectief aan te geven. De feestelijke dimensie. Bij een bedevaart bestaat de dimensie van boete naast die van feest: ook deze staat in het middelpunt van een bedevaart, waarbij men niet weinig antropologische motieven van een feest tegenkomt
De vreugde van een christelijke bedevaart ligt in het verlengde van de vreugde van de vrome bedevaartgangers van Israël: ’Hoe blij was ik, toen men mij riep: Wij trekken naar Gods huis’ (Ps. 122, 1). Het is een opluchting om te breken met de dagelijkse sleur in het perspectief van een ander moment. Het is een verlichting van de druk van het leven, dat voor velen, vooral de armen, een zware last is. Het is een gelegenheid om de christelijke broederlijkheid tot uitdrukking te brengen, om ruimte te bieden aan ogenblikken van samenzijn en vriendschap, om vaak onderdrukte blijken van spontaneïteit de vrije loop te laten.
De cultische dimensie, Een bedevaart is in wezen een daad van eredienst: de bedevaartganger trekt naar een heiligdom om God tegemoet te gaan en om in zijn tegenwoordigheid te verblijven, waarbij hij Hem het respect van zijn verering betoont en zijn hart voor Hem opent.
In een heiligdom stelt een bedevaartganger talrijke daden van verering die tot de sfeer van hetzij de liturgie, hetzij de volksvroomheid behoren. Zijn gebed neemt verschillende vormen aan: van lofprijzing en aanbidding van de Heer om zijn goedheid en heiligheid, van dankzegging voor de ontvangen gaven, van het inlossen van een gelofte waartoe e bedevaartganger zich ten opzichte van de Heer verplicht had, van het afsmeken van genaden die noodzakelijk zijn voor het leven en van het vragen om vergiffenis voor begane zonden.
Zeer vaak wordt het gebed van een bedevaartganger gericht tot de heilige Maagd, de engelen en de heiligen, die als waardevolle voorsprekers bij de allerhoogste erkend worden. De afbeeldingen die in een heiligdom worden vereerd, zijn overigens een teken van de tegenwoordigheid van de Moeder Gods en de heiligen naast de glorievolle Heer, ’die altijd leeft om te pleiten’ (Heb. 7, 25) voor de mensen en altijd tegenwoordig is in de gemeenschap, die in zijn naam verenigd is. Vgl. Mt. 18, 20 Vgl. Mt. 28, 20 De heilige beeltenis van een heiligdom – of dat nu die Christus, de Maagd, de engelen of heiligen is – is een heilsteken van de goddelijke tegenwoordigheid en de voorzienige liefde van God. Het is een getuige van het gebed dat van generatie op generatie hiervoor is opgestegen als een smekende stem van de behoeftige, een zucht van de bedroefde en een erkentelijke vreugde van wie genade en barmhartigheid ontvangen heeft. De apostolische dimensie. Het onderweg zijn van een bedevaartganger stelt in zekere zin dat Jezus en zijn apostelen opnieuw voor ogen, die langs Palestina’s wegen trekken om het evangelie van hel te verkondigen. Van hieruit bezien, is een bedevaart een geloofsverkondiging en worden bedevaartgangers ”reizende verkondigers van Christus”, 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 14
De gemeenschapdimensie. Een bedevaartganger begeeft zich naar een metgezellen met wie hij de ’bedevaart’
Vgl. Ps. 84, 6 houdt, maar ook met de Heer zelf, die met hem meetrekt, zoals Hij samen met de leerlingen van Emmaus meeging Vgl. Lc. 24, 13-35 , met de gemeenschap waar hij vandaan komt, en daardoor met de Kerk die in de hemel is en met de Kerk op pelgrimstocht hier op aarde, met de gelovigen die al eeuwenlang in dat heiligdom gebeden hebben, met de natuur die dat heiligdom omgeeft, waarvan hij de schoonheid bewondert en die bij hem gevoelens van respect oproept, alsook met de mensheid waarvan lijden en hoop op verschillende wijzen in dat heiligdom zichtbaar worden en waarvan het vernuft en de kunstzinnigheid daar veel sporen hebben achtergelaten.