9 april 2002
Toen Jeruzalem de plaats van de tempel en de ark was geworden, werd het de heiligdomstad van de joden, het doel bij uitstek van de begeerde ’bedevaart’ (Ps. 84, 6), waarbij de bedevaartganger vooraan loopt ’in deze feeststoet, terwijl rondom lof en jubel klinken’ (Ps. 42, 5), naar ’Gods verblijf’ om voor Hem te verschijnen. Vgl. Ps. 84, 6-8 {tekst}
Driemaal per jaar moesten de mannen van Israël ’verschijnen bij de Heer’ Vgl. Ex. 23, 17 , dat wil zeggen zich naar de tempel van Jeruzalem begeven. Dat gaf aanleiding tot drie bedevaarten bij gelegenheid van het feest der ongezuurde broden (Pasen), het Wekenfeest (Pinksteren) en het Loofhuttenfeest. Ieder Israëlitisch gezin begaf zich, zoals de familie van Jezus Vgl. Lc. 2, 41 , naar de heilige stad voor de jaarlijkse viering van Pasen. Gedurende zijn openbare leven begeeft ook Jezus zich gewoontegetrouw als bedevaartganger naar Jeruzalem. Vgl. Joh. 11, 55-56 Het is overigens bekend dat de evangelist Lucas Jezus’ verlossende werkzaamheid voorstelt als een mysterieuze bedevaart Vgl. Lc. 9, 51 – 19, 45, waarvan het hoogste doel is de Messiaanse stad, de plaats van zijn Paasoffer en van zijn uittocht naar de Vader: ’Ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen; nu verlaat Ik de wereld en ga naar de Vader’ (Joh. 16, 28).
En juist gedurende de bijeenkomsten van de bedevaartgangers in Jeruzalem, van ’Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel’ (Hand. 2, 5) om Pinksteren te vieren, begint de Kerk haar zendingstocht.