9 april 2002
’Onder heiligdom wordt verstaan een Kerk of andere gewijde plaats waarheen veel gelovigen, onder goedkeuring van de plaatselijk Ordinaris, om een bijzondere reden van vroomheid op bedevaart gaan’. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 12304 Vgl. Apostolische Penitentiarie, Enchiridion Indulgentiarum - tertia editur (16 juli 1999). 33, § 1, 4°, p. 77
Wil een gewijde plaats canoniek beschouwd worden als een diocesaan, nationaal of internationaal heiligdom, dan is een eerste voorwaarde de goedkeuring van respectievelijk de diocesane bisschop, de bisschoppenconferentie en de Heilige Stoel. De canonieke goedkeuring vormt een officiële erkenning van de gewijde plaats en van zijn specifieke doel: het ontvangen van de pelgrims van Gods volk dat ernaar optrekt om de Vader te eren, om het geloof te belijden, om zich met God, de Kerk en de broeders en zusters te verzoenen en om de voorspraak af te smeken van de Moeder van de Heer of van een heilige.
Men mag echter niet vergeten dat veel andere, vaak bescheiden cultusplaatsen – kerkjes in de steden of op het platteland – in een lokaal kader een functie uitoefenen die gelijk is aan die van een heiligdom, hoewel zonder canonieke erkenning. Ook zij maken deel uit van de ”geografie” van het geloof en de godsvrucht van het volk van God, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 28 van een gemeenschap die in een bepaald gebied woont en die in geloof op weg is naar het hemels Jeruzalem. Vgl. Openb. 21