• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

’In het licht van de dood krijgt het raadsel van het menselijk bestaan zijn grootste dimensie’. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 18 Het geloof in Christus verandert echter het raadsel in de zekerheid van een leven zonder einde. Hij heeft immers verklaard door de Vader gezonden te zijn, ’opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben’ (Joh. 3, 16) en ook: ’Dit is de wil van mijn Vader, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven bezit; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag’ (Joh. 6, 40). Daarom belijdt de Kerk in de geloofsbelijdenis van Nicea – Constantinopel haar geloof in het eeuwig leven: ”Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend Rijk’. 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381). DH 150

Zich baserend op het Woord van God, gelooft en hoopt de Kerk vast dat, ’zoals Chistus waarlijk verrezen is uit de doden en voor altijd leeft, ook de rechtvaardigen na hun dood voor altijd met de verrezen Christus zullen leven’. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 989

Het geloof in de verrijzenis van de doden, een wezenlijk element van de christelijke openbaring, impliceert een bijzondere visie op het onontkoombare en mysterieuze gebeuren van de dood.

De doos is het einde van de aardse fase van het leven, maar ’niet van ons bestaan’, H. Ambrosius van Milaan, Grafrede voor zijn overleden broer Satyrus, De excessu fratris sui Satyri. I, 70: CSEL 73, Vindobonae 1995, p. 245 omdat de ziel onsterfelijk is. ’Ons leven wordt gemeten naar de tijd, in de loop waarvan wij veranderen, verouderen en, zoals bij alle levende wezens op aarde, de dood verschijnt als het normale einde van het leven’; Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1007 van het geloof uit bezien is de dood ook ’het einde van de pelgrimstocht van de mens op aarde, van de tijd van genade en barmhartigheid die God hem schenkt om zijn aardse leven te verwezenlijken overeenkomstig het goddelijk heilsplan en om over zijn uiteindelijke bestemming te beslissen’. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1013

Terwijl enerzijds de lichamelijke dood natuurlijk is, verschijnt hij anderzijds als ’loon van de zonde’ (Rom. 6, 23). Het leergezag van de Kerk ’leert’ immers – en daarmee interpreteert het op authentieke wijze de uitsprake van de Heilige Schrift Vgl. Gen. 2, 17 Vgl. Gen. 3, 3 Vgl. Gen. 3, 19 Vgl. Wijsh. 1, 13 Vgl. Rom. 5, 12 Vgl. Rom. 6, 23  - ’dat de dood in de wereld is gekomen door de zonde van de mens’. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1008 Vgl. Concilie van Trente, 5e Zitting - Decreet over de erfzonde, Sessio V - Decretum super peccato originali (17 juni 1546), 1

Ook Jezus, Gods Zoon, ’geboren uit een vrouw, geboren onder de wet’ (Gal. 4, 4), heeft de dood ondergaan die eigen is aan het menselijk bestaan; en ondanks zijn angst hiervoor Vgl. Mc. 14, 33-34 Vgl. Heb. 5, 7-8 ’aanvaardde Hij die in een daad van totale en vrijwillige onderwerping aan de wil van zijn Vader. De gehoorzaamheid van Jezus heeft de vloek van de dood in een zegen veranderd’. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1009

De dood is een overgang naar de volheid van het ware leven en daarom noemt de Kerk met omverwerping van de logica en de perspectieven van deze wereld de dag va de dood van een Christen en de perspectieven van deze wereld de dag van de dood van een Christen dies natalis, de dag van zijn geboorte in de hemel, waar ’de dood niet meer zal zijn; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij’ (Openb. 21, 4); het is derhalve op een nieuwe wijze de verlenging van het gebeuren van het leven, want zo zegt de liturgie: ’Gij neemt het leven, God, niet van ons af, Gij maakt het nieuw, dat geloven wij op uw woord; en als ons aardse huis, ons lichaam, afgebroken wordt, heeft Jezus al een plaats voor ons bereid in uw huis, om daar voorgoed te wonen.’ Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Editio typica tertio emendata 2002/2008, Missale Romanum (6 okt 2008). Praefatio Defunctorum I

Tenslotte is de dood van een Christen een gebeuren van genade, omdat hij in Christus en door Christus een positieve waarde en betekenis heeft. Deze is gebaseerd op het onderricht van de Schriften: ‘Voor mij is leven Christus en sterven winst’ (Fil. 1, 21); ’Hoe waar is dit woord: ‘Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven’’ (2 Tim. 2, 11).

Volgens het geloof van de Kerk is het ’sterven met Christus’ reeds begonnen bij het doopsel. Daarbij is de leerling van de heer reeds sacramenteel ’gestorven met Christus’ om een nieuw leven te leven. En als de leerling sterft in de genade van Christus, bezegelt de fysieke dood het ’sterven met Christus’ en laat hem dit volbrengen door hem in te lijven, volledig en voor altijd, bij Christus de Verlosser.

De Kerk smeekt daarom in haar voorbede voor de zielen van de overledenen om het eeuwig leven niet alleen voor de leerlingen van Christus die in zijn vrede gestorven zijn, maar ook voor alle overledenen, van wie de gelovige gezindheid alleen door God gekend was.

Document

Naam: DIRECTORIUM OVER VOLKSVROOMHEID EN LITURGIE. PRINCIPES EN RICHTLIJNEN
Soort: Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten
Datum: 9 april 2002
Copyrights: © 2003, Beleidssector liturgie van de Nederlandse Bisschoppenconferentie / Nationale Raad voor Liturgie
Liturgische Documentatie, dl. 2, p. 13-198
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test