Joseph Kardinaal Ratzinger - 24 mei 1990
In werkelijkheid kan men de meningen van de gelovigen niet eenvoudigweg gelijkstellen met de sensus fidei. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 5 Het geloofsgevoelen is een eigenschap van het theologisch geloof; omdat het een gave Gods is die tot persoonlijke instemming met de Waarheid brengt, kan het zich niet vergissen. Dat persoonlijk geloof is ook geloof van de Kerk: God heeft immers aan de Kerk toevertrouwd het Woord te behoeden, en wat bijgevolg de gelovige gelooft is dat wat de Kerk gelooft. Vandaar dat ware overeenstemming van hart en geest met de Kerk tot de natuur zelf van de sensus fidei behoort, het sentire cum Ecclesia.
Het theologisch geloof kan zich dus niet vergissen; de gelovige daarentegen kan onjuiste ideeën hebben, want niet al zijn gedachten vinden hun bron in het geloof. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 14. DH 1534: de formule 'geloof "cui non potest subesse falsum" Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 1, a. 3, ad 3: "Possibile est enim hominem fidelem ex coniectura humana falsum aliquid aestimare. Sed quod ex fide falsum aestimet, hoc est impossibile". Niet alle opvattingen die leven onder het Godsvolk zijn in overeenstemming met het geloof, te meer omdat ze gemakkelijk beïnvloed kunnen worden door een openbare mening die door de moderne communicatiemedia gepropageerd wordt. Niet zonder reden wijst het Tweede Vaticaans Concilie op het onlosmakelijk verband tussen de sensus fidei en de leiding van het Godsvolk door het leerambt van de Herders: beide werkelijkheden kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 De interventies van het Magisterium dienen om de eenheid van de Kerk te bewaren in de waarheid van de Heer. Ze helpen om 'in de waarheid te blijven' temidden van het willekeurige karakter van veranderende opvattingen, en ze zijn uitdrukking van de gehoorzaamheid aan Gods Woord. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 10 Zelfs als het wellicht de schijn heeft dat ze de vrijheid van de theologen belemmeren, vormen zij door de trouw aan het overgeleverd geloof de grondslag voor een diepere vrijheid die slechts de eenheid in de waarheid schenken kan.