
Paus Benedictus XVI - 3 juni 2006
“Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed” (Joh. 10, 10). Leven en vrijheid - het zijn de dingen waar wij allemaal naar hunkeren. Maar wat is dat, en waar en hoe vinden wij het “leven”? Ik denk dat de overgrote meerderheid van de mensen spontaan over leven hetzelfde denkt als de verloren zoon uit het Evangelie. Hij had zich zijn deel van het erfgoed laten uitbetalen, en voelde zich nu vrij. Hij wilde tenslotte leven zonder het gewicht van de verplichtingen van thuis. Hij wilde alleen maar leven. Hij wilde alles van het leven hebben dat het te bieden had. Hij wilde het ten volle genieten - leven, alleen maar leven, zich laven aan de overvloed van het leven en niets missen van het kostbare dat het bieden kan. Tenslotte is hij zwijnenhoeder en gewoonweg jaloers op die dieren, zo leeg was zijn leven geworden, zo ijdel. En ijdel was ook zijn vrijheid gebleken. Gaat het zo ook vandaag de dag niet? Wanneer men zich van het leven alleen maar wil meester maken, wordt het steeds leger, steeds armer; gemakkelijk eindigt men in de vlucht in de drugs, in de grote illusie. En de twijfel komt op of per slot van rekening het leven wel iets goeds is. Nee, op deze manier vinden wij het leven niet.
Het woord van Jezus over het leven in overvloed staat in de toespraak over de goede Herder. Het is een woord dat in een dubbele context staat. Over de herder zegt Jezus dat deze zijn leven geeft: “Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf” (Joh. 10, 18). Het leven vind je alleen maar door het te geven; je vindt het niet door het in bezit te willen nemen. Dat is het wat wij van Christus moeten leren, en dat leert ons de Heilige Geest, die zuivere gave is, die het zich-geven van God is. Hoe meer iemand zijn leven geeft voor de anderen, voor het goede zelf, des te overvloediger stroomt de rivier van het leven.
Op de tweede plaats zegt de Heer ons dat het leven uitmondt in het meegaan, samen met de Herder, die de weide kent - de plaatsen waar de bronnen van het leven ontspringen. Het leven vinden we in de communio met Hem die het leven in persoon is - in de communio met de levende God, een communio waar de Heilige Geest ons in binnenleidt, die in de hymne van de Vespers “fons vivus” wordt genoemd: levende bron. De weide waar de bronnen van het leven stromen, is het Woord van God zoals we dat in de Schrift vinden, in het geloof van de Kerk. De weide is God zelf die wij binnen de communio van het geloof leren kennen door de kracht van de Heilige Geest.
Beste vrienden,
de Bewegingen zijn juist ontstaan vanuit de dorst naar het ware leven, het zijn Bewegingen voor het leven in ieder aspect. Waar de ware bron van het leven niet meer stroomt, waar men zich het leven alleen maar toeeigent in plaats van het te geven, daar is vervolgens ook het leven van de anderen in gevaar; daar is men bereid het weerloze, nog ongeboren leven uit te sluiten, omdat het aan het eigen leven ruimte lijkt te ontnemen. Willen wij het leven beschermen, dan moeten wij op de eerste plaats de bron van het leven hervinden; dan moet het leven zelf weer in al zijn schoonheid en verhevenheid boven komen; dan moeten wij ons levend laten maken door de Heilige Geest, de scheppende bron van het leven.