En “de Kerk met een waarlijk wonderschone verscheidenheid omkleedt, siert en bestuurt, doordat sommigen in haar tot Bisschoppen, anderen tot priesters van lagere rang worden gewijd, en uit vele ledematen van verschillende waardigheid één lichaam van Christus wordt gevormd”
Pontificale Romanum, De ordinat. Presb. Deze gehoorzaamheid hebben de bedienaars der heilige geheimen, nog pas tot priester gewijd, elk aan hun eigen bisschop beloofd. Evenzo hebben de bisschoppen, op de dag waarop zij tot de volheid van het priesterschap verheven zijn, haar aan het zichtbaar Opperhoofd der Katholieke Kerk, de opvolger van den H. Petrus en de plaatsbekleder van Jezus Christus, met de heiligste eed bezworen. De onderhouding van deze gehoorzaamheid moet derhalve de verschillende rangen der hiërarchie en de leden daarvan dagelijks nauwer onderling en met den Opperpriester verbinden en zo moet zij werkelijk de strijdende Kerk voor Gods haters schrikwekkend maken ,”als een leger in slagorde”
Vgl. Hoogl. 6, 3.9
. Zij moet de ijver matigen van degenen, die misschien door al te grote vurigheid zich laten drijven ; aan anderen, die aan slapheid en traagheid lijden, de sporen geven. Zij moet ieder zijn post, ieder zijn bediening aanwijzen. Allen moeten dan daaraan hun krachten wijden zonder zich ooit tegen het wettig gezag te verzetten, wat zeker tot niets anders zou strekken dan tot belemmering van de grootse arbeid der Kerk. Ieder moet de bepalingen van zijn Oversten aanvaarden als de bevelen van Jezus Christus zelf; Hij is waarlijk de ene, aan wie wij allen moeten gehoorzamen, het hoofd en de stichter van de Katholieken godsdienst, die voor ons “gehoorzaam is geworden, tot de dood, ja tot de dood aan het kruis” (
Hebr. 10, 5-7)