H. Paus Johannes Paulus II - 29 september 1979
Het bezoek aan het Allerheiligste – zozeer een deel van Ierland, zozeer een deel van Uw vroomheid, zozeer een deel van Uw bedevaart naar Knock – is een groot goed van het katholieke geloof. Het voedt de liefde tot de naasten en geeft ons de gelegenheid tot aanbidding en dankzegging, herstel en voorspraak. De zegen met het H. Sacrament, de uitstelling en de aanbidding van het Allerheiligste, het Heilig Uurgebed en de eucharistische processies behoren eveneens tot Uw kostbare erfenis en zijn geheel en al in overeenstemming met de leer van het tweede Vaticaans concilie. Het is voor mij ook een vreugde voor Ierland en de gehele wereld de wonderbare leer van de katholieke Kerk over de troostrijke aanwezigheid van Christus in het Allerheiligst Sacrament te bevestigen: Hij is waarlijk en in de zuiverste zin van het woord aanwezig; een substantiele tegenwoordigheid, waardoor Christus, als God en mens, volkomen en volledig aanwezig is Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 39. De Eucharistie in en buiten de Mis is het Lichaam en het Bloed van Jezus Christus en is derhalve de verering waardig, die de levende God en Hem alleen toekomt Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 55 Paus Paulus VI, Toespraak van 15 juni 1978.
En daarom, geliefde broeders en zusters, is iedere eerbetuiging, iedere kniebuiging voor het Allerheiligste zo belangrijk, omdat zij een uitdrukking is van het geloof in Jezus Christus, van de liefde tot Christus. Ieder kruisteken en ieder gebaar van achting die U maakt wanneer U een kerk voorbij gaat, is evenzeer een daad van geloof.
Moge God U in dit geloof, in dit heilig katholiek geloof, dit geloof in het Allerheiligste Sacrament bewaren!