15 augustus 1997
Op de dag van Pinksteren werd de Geest van de belofte uitgestort over de leerlingen, die "allen bijeen waren op dezelfde plaats" (Hand. 2, 1), in afwachting van de Geest, terwijl ze "allen eensgezind bleven volharden in het gebed" (Hand. 1,14). De Geest, die de Kerk onderwijst en haar herinnert aan wat Jezus gezegd heeft, Vgl. Joh. 14, 26 zal haar ook vormen tot een leven van gebed.
In de eerste gemeente van Jeruzalem "legden" de gelovigen "zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed" (Hand. 2, 42). De volgorde is typerend voor het gebed van de kerk: het is gebaseerd op het apostolische geloof, wordt door de liefde bekrachtigd en wordt gevoed in de Eucharistie.
In eerste instantie gaat het hier om de gebeden die de gelovigen horen en lezen in de Schrift. Aan die gebeden, vooral aan die van de psalmen, geven zij echter sinds de vervulling ervan in Christus een actuele inhoud. Vgl. Lc. 24, 27.44 De Heilige Geest, die zo bij zijn biddende Kerk Christus weer in herinnering roept, leidt haar ook tot de volledige waarheid en laat nieuwe formuleringen ontstaan die uitdrukking zullen geven aan het ondoorgrondelijke mysterie van Christus, dat werkzaam is in het leven, in de Sacramenten en in de zending van de Kerk. Deze formuleringen zullen zich in de grote liturgische en spirituele tradities verder ontwikkelen. De vormen van het gebed zoals de canonieke geschriften van de apostelen ze ons openbaren, zullen normerend blijven voor het christelijke gebed.