15 augustus 1997
"De seksualiteit waardoor man en vrouw zich aan elkaar geven door de eigen en exclusieve huwelijksdaden, is niet een zuiver biologisch gegeven, maar raakt de menselijke persoon in zijn diepste intimiteit. Ze is alleen echt menselijk, als ze een integrerend deel uitmaakt van de liefde waardoor man en vrouw zich tot de dood geheel aan elkaar binden". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 11
Tobias kwam van het bed overeind en zei tot Sara: 'Sta op zuster, laten we bidden dat de Heer zich over ons ontferme'. En ze begonnen te bidden om bescherming en Tobias zei: 'Gezegend zijt Gij, God van onze vaderen (...) Gij hebt Adam gemaakt en hem Eva zijn vrouw tot hulp en steun gegeven. Uit hen is het menselijk geslacht voortgekomen. Gij hebt gezegd: Het is niet goed dat de mens alleen is; laten we een hulp voor hem maken die bij hem past. Welnu, Heer, als ik mijn zuster hier tot mij neem, ga ik geen ongeoorloofde verbinding aan, maar blijf ik trouw aan uw wet. Betoon mij uw barmhartigheid en laat mij aan haar zijde oud worden.' En Sara zei: 'Amen'. Daarop brachten zij samen de nacht door" (Tobit 8, 4-9).
"De daden waardoor de echtgenoten in kuise intimiteit één worden zijn eerzaam en waardig. Als zij op een werkelijk menswaardige wijze beleefd worden, betekenen en begunstigen zij de wederzijdse gave waardoor beide echtgenoten elkaar verrijken in vreugde en erkentelijkheid". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 49. § 2 De seksualiteit is een bron van vreugde en genot.
De Schepper zelf (...) heeft gewild dat de echtgenoten in deze dienst (van voortplanting) genot en bevrediging naar lichaam en geest zouden ondervinden. De echtgenoten doen dus niets slechts, wanneer ze dit genot nastreven en ervan genieten. Ze aanvaarden wat de Schepper voor hen heeft bestemd. Toch moeten de echtgenoten er zorg voor dragen, de grenzen van een gepaste matiging niet te overschrijden. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het congres van de Italiaanse katholieke unie van verloskundigen over morele aspecten van huwelijksleven en zwangerschap, Vegliare con sollecitudine - Over morele aspecten van huwelijksleven en zwangerschap (29 okt 1951), 59
De huwelijksliefde van man en vrouw staat derhalve onder de dubbele eis van trouw en vruchtbaarheid.
De heilige Johannes Chrysostomus roept jonggehuwde mannen op de volgende woorden tot hun echtgenote te richten: "Ik heb je in mijn armen genomen en ik hou van je, en ik stel je boven mijn eigen leven. Want het huidig leven gaat voorbij als ware het niets, en het is mijn vurigste wens om het met je zó te beleven dat we er zeker van zijn, niet van elkaar gescheiden te zullen worden in het leven dat voor ons is weggelegd (...) Ik stel jouw liefde boven alles en niets zou pijnlijker voor mij zijn dan niet dezelfde gedachten te koesteren als jij". H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 20,8: PG 62, 146-147
Wanneer de verhouding tussen de huwelijksliefde en het verantwoord doorgeven van het leven aan de orde is, hangt het zedelijk karakter van het gedrag niet louter af van een oprechte bedoeling en van een afwegen van motieven; men moet die verhouding juist bepalen volgens objectieve criteria die ontleend zijn aan de natuur van de persoon en van zijn handelingen, d.w.z. criteria die binnen een context van ware liefde de volledige betekenis van de wederzijdse gave en van de menselijke voortplanting eerbiedigen; hiervoor is het beslist nodig dat de deugd van de echtelijke kuisheid met een oprecht hart beoefend wordt. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 51. § 3
Tegenover het taalgebruik dat gewoon de wederzijdse en volledige gave van de echtgenoten weergeeft, plaatst de contraceptie een objectief tegengesteld taalgebruik volgens welk het er niet meer om gaat dat men zich volledig aan elkaar geeft. Daaruit volgt niet alleen de feitelijke afwijzing van de openheid voor het leven, maar ook een ontkrachting van de innerlijke waarheid van de huwelijksliefde, die een gave van de hele persoon veronderstelt. Dit antropologisch en moreel verschil tussen contraceptie en de gebruikmaking van periodieke ritmen houdt ten aanzien van de persoon en de menselijke seksualiteit twee verschillende opvattingen in, die niet tot elkaar te herleiden zijn. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 32
De staat is verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Daarom heeft hij het recht maatregelen te nemen om richting te geven aan de bevolkingsgroei. Dit kan gebeuren door middel van objectieve en respectvolle informatie, maar niet door autoritair ingrijpen of dwingende maatregelen. Het is niet aanvaardbaar dat de overheid zich in de plaats gaat stellen van de echtgenoten als de eerste verantwoordelijken voor de voortplanting alsook voor de opvoeding van hun kinderen. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 37 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 23 Op dit gebied heeft hij niet het gezag om in te grijpen met middelen die strijdig zijn met de zedenwet.
De technieken die leiden tot een verstoring van de verwantschap door tussenkomst van iemand, vreemd aan het echtpaar, (afstaan van sperma of eicel, draagmoederschap) zijn hoogst verwerpelijk. Deze technieken (heterologe kunstmatige inseminatie en bevruchting) schenden het recht van het kind om geboren te worden uit een vader en een moeder, die het kent en die door het huwelijk met elkaar verbonden zijn. Zij gaan in tegen "het exclusieve recht dat men slechts vader en moeder wordt door eenwording van de een met de ander". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 15
Wanneer bij deze technieken (homologe kunstmatige inseminatie en bevruchting) alleen de echtgenoten zelf worden ingeschakeld, zijn ze misschien minder zwaar te veroordelen, maar ze blijven toch moreel onaanvaardbaar. De seksuele daad wordt immers gescheiden van de voortplantingsdaad. De handeling waardoor het kind tot leven wordt gewekt, is dan geen handeling meer waarin twee personen zich aan elkaar geven; "het leven en de identiteit van het embryo worden toevertrouwd aan medische en biologische specialisten, en men maakt een begin met de overheersing van de techniek over de oorsprong en bestemming van de menselijke persoon. Een dergelijke verhouding van overheersing is op zichzelf in strijd met de waardigheid en de gelijkheid, die gemeenschappelijk moeten zijn aan ouders en kinderen". Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 18 "Wanneer de voortplanting niet gewild wordt als een vrucht van de huwelijksdaad, d.w.z. van de specifieke daad van eenwording van de echtgenoten, wordt ze in moreel opzicht beroofd van haar eigen volmaaktheid (...) Enkel het eerbiedigen van de band die er bestaat tussen de betekenissen van de huwelijksdaad en de eerbied voor de eenheid van het menselijk wezen, kunnen leiden tot een voortplanting die in overeenstemming is met de waardigheid van de menselijke persoon". Congregatie voor de Geloofsleer, Over het beginnend menselijk leven en waardigheid van de voortplanting, Donum Vitae (22 feb 1987), 17