15 augustus 1997
Er is een zekere overeenkomst tussen de eenheid van de goddelijke personen en de broederlijkheid die de mensen onder elkaar moeten stichten.
Om zich te ontwikkelen volgens zijn natuur heeft de menselijke persoon sociaal leven nodig. Sommige gemeenschappen, zoals het gezin en de staat, beantwoorden directer aan de menselijke natuur.
"De menselijke persoon is het principe, het subject en het doel van alle sociale instellingen en moet dit ook zijn". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 25. § 1
Een brede deelname aan verenigingen en instellingen moet aangemoedigd worden.
Volgens het subsidiariteitsbeginsel mag noch de staat, noch enig andere, grotere gemeenschap het initiatief en de verantwoordelijkheid van de personen en de gemeenschappen van het maatschappelijk middenveld willen vervangen.
De gemeenschap moet de beleving van de deugden bevorderen en ze niets in de weg leggen. Een juiste hiërarchie van waarden moet haar bezielen.
Waar zonde het sociaal klimaat bederft, moet men een beroep doen op de bekering van het hart en de genade van God. Liefde spoort aan tot rechtvaardige hervormingen. De sociale kwestie kan niet opgelost worden los van het Evangelie . Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 5