15 augustus 1997
De Mis is tegelijk en onafscheidelijk de gedachtenis van het offer, waarin het kruisoffer vereeuwigd wordt, en van het heilig gastmaal dat bestaat in de gemeenschap met het lichaam en bloed van de Heer. De viering van het eucharistisch offer is echter volledig gericht op de intieme vereniging van de gelovigen met Christus door de Communie. Door te communiceren ontvangt men Christus zelf die zich voor ons geofferd heeft.
Het altaar waaromheen de Kerk bij de viering van de Eucharistie verzameld wordt, vertegenwoordigt de twee aspecten van een zelfde mysterie: het offeraltaar en de tafel van de Heer; te meer omdat het christelijk altaar het symbool is van Christus zelf te midden van de vergadering van de gelovigen, tegelijk aanwezig als slachtoffer dat opgedragen wordt voor onze verzoening, en als hemels voedsel dat ons gegeven wordt. "Wat is immers het altaar van Christus anders dan het beeld van het lichaam van Christus?" zegt de heilige Ambrosius; H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). 5,7, vert. uit Lat. en elders: "Het altaar stelt het lichaam (van Christus) voor, en het lichaam van Christus bevindt zich op het altaar".H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). 4,7, vert. uit Lat. De liturgie drukt deze eenheid van het offer en de communie in tal van gebeden uit. Zo bidt de Kerk van Rome in haar anafora:
Zend dan uw engel, machtige God,
om deze gaven en gebeden op te dragen
naar het altaar van uw heerlijkheid
wij bidden U, dat wij die gemeenschap vieren van deze tafel
en delen in het Lichaam van uw Zoon
en in zijn Bloed,
van U gezegend zullen zijn
vol van genade. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Eucharistisch gebed 1, "Supplices te rogamus", vert. Altaar missaal (NL). blz. L-LI; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B) 265
De Heer nodigt ons dringend uit om Hem in het Sacrament van de Eucharistie te ontvangen: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u" (Joh. 6, 53).
Willen wij op deze uitnodiging ingaan, dan moeten wij ons voorbereiden op dit groots en heilig moment. De heilige Paulus spoort ons aan tot een gewetensonderzoek: "Wie op onwaardige wijze het brood eet of de beker van de Heer drinkt, bezondigt zich aan het lichaam en bloed des Heren. Wij moeten onszelf onderzoeken, voor we van het brood eten en uit de beker drinken. Wie eet en drinkt zonder het lichaam te onderkennen, eet en drinkt zijn eigen vonnis" (1 Kor. 11, 27-29). Hij die zich van een zware zonde bewust is, moet het Sacrament van de Verzoening ontvangen voordat hij te communie gaat.
Voor de verhevenheid van dit sacrament kan de gelovige slechts nederig en met een vurig geloof de woorden van de honderdman tot de zijne maken: Vgl. Mt. 8, 8 "Domine, non sum dignus, ut intres sub tectum meum, sed tantum dic verbum, et sanabitur anima mea" ("Heer, ik ben niet waardig, dat Gij tot mij komt, maar spréék slechts één woord en ik zal gezond worden"). En in de goddelijke liturgie van de heilige Johannes Chrysostomus bidden de gelovigen in dezelfde geest:
Laat mij vandaag, o Zoon van God, communiceren aan uw mystiek avondmaal. Ik zal immers het geheim niet aan uw vijanden vertellen, noch zal ik U de judaskus geven. Als de goede moordenaar roep ik U echter toe: Denk aan mij, Heer, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen zijt.
Om zich op passende wijze voor te bereiden op het ontvangen van dit Sacrament, dienen de gelovigen de voorgeschreven onthouding (nuchterheid) van hun Kerk in acht te nemen. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 919 Hun lichaamshouding (bewegingen, kleding) drukt de eerbied, de plechtigheid en de vreugde uit die past bij het ogenblik waarop Christus onze gast wordt.
Het ligt in de bedoeling van de Eucharistie dat de gelovigen, wanneer zij de vereiste gesteltenis hebben Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 916-917, communiceren, wanneer zij aan de Mis deelnemen Gelovigen kunnen hoogstens tweemaal op dezelfde dag communiceren. Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Interpretationis authenticam, Can. 917, Utrum, ad normam can. 917 (11 juli 1984). Responsa ad proposita dubia: AAS 76 (1984) 746): "De meer volmaakte deelneming aan de Mis die hierin bestaat, dat de gelovigen na de communie van de priester het lichaam des Heren uit hetzelfde offer ontvangen, wordt bijzonder aanbevolen". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 55. vert. uit Latijn
De Kerk verplicht de gelovigen ertoe op zon- en feestdagen de goddelijke liturgie mee te vieren Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de Oosterse Kerken, Orientalium Ecclesiarum (21 nov 1964), 15. vert. uit Latijn en ten minste eenmaal per jaar, indien mogelijk in de Paastijd, de Eucharistie te ontvangen, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 920 na zich door het Sacrament van de Verzoening te hebben voorbereid. De kerk beveelt echter de gelovigen ook ten zeerste aan op alle zon- en feestdagen de heilige Eucharistie te ontvangen, of nog vaker, zelfs iedere dag.
De sacramentele tegenwoordigheid van Christus onder elk van beide gedaanten maakt het mogelijk dat men door de Communie onder de gedaante van het brood alleen heel de vrucht van de genade van de Eucharistie ontvangt. Om pastorale redenen is deze manier van communiceren in de Latijnse ritus op rechtmatige wijze de meest gewone geworden. "Omwille van haar tekenwaarde is de Communie onder beide gedaanten een volmaaktere vorm van communiceren. Door deze vorm immers komt het teken van de eucharistische maaltijd vollediger tot uitdrukking".Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Algemene Inleiding op het Romeins Missaal, Institutio Generalis Missalis Romani (26 mrt 1970), 240. , vert. Altaarmissaal (NL) blz 80; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 42 Dit is de gebruikelijke wijze van communiceren in de oosterse ritussen.
De Communie doet onze vereniging met Christus groeien. De voornaamste vrucht van het ontvangen van de Eucharistie in de Communie is de intieme vereniging met Christus Jezus. De Heer zegt inderdaad: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (Joh. 6, 56). Het leven in Christus heeft zijn grondslag in het eucharistisch gastmaal: "Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij" (Joh. 6, 57):
Wanneer de gelovigen tijdens de feesten van de Heer het lichaam van de Zoon ontvangen, verkondigen zij aan elkaar het goede nieuws dat het onderpand van het leven werd gegeven, zoals toen de engel tot Maria Magdalena zei: "Christus is verrezen!" Ook nu worden het leven en de verrijzenis gegeven aan wie Christus ontvangt. Fanqîth, Office syriaque d'Antioche, Volume 1, Commun, 237 a-b
Wat het materiële voedsel voor ons lichamelijk leven betekent, verwezenlijkt de Communie op wonderbare wijze in ons geestelijk leven. Het deelgenootschap aan het vlees van de verrezen Christus, "dat in de Heilige Geest tot leven is gebracht en tot leven wekt", 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 5. vert. uit Lat. bewaart het genadeleven dat in het Doopsel ontvangen werd, doet het groeien en vernieuwt het. Deze groei van het christelijk leven moet gevoed worden door de eucharistische Communie, brood voor onze pelgrimstocht, tot op het ogenblik van onze dood, wanneer zij ons als Viaticum (teerspijze of reisvoedsel) gegeven zal worden.
De Communie verwijdert ons van de zonde. Het lichaam van Christus dat wij in de Communie ontvangen, werd "voor ons overgeleverd", en het bloed dat wij drinken, werd "vergoten voor velen tot vergeving van de zonden". Daarom kan de Eucharistie ons niet met Christus verenigen zonder ons tegelijk ook te zuiveren van bedreven zonden en ons te behoeden voor toekomstige zonden:
"Telkens wanneer wij Hem ontvangen, verkondigen wij de dood van de Heer" (1 Kor. 11, 26). Wanneer wij de dood van de Heer verkondigen, verkondigen wij ook de vergeving van de zonden. Wanneer zijn bloed, telkens als het vergoten wordt, vergoten wordt voor de vergeving van de zonden, dan moet ik het altijd ontvangen, opdat mijn zonden altijd vergeven worden. Daar ik altijd zondig, moet ik altijd een redmiddel hebben. H. Ambrosius van Milaan, Boek, Over de Sacramenten, De Sacramentis (1 jan 387). 4,28, vert. uit Lat.
Zoals het lichamelijk voedsel de verloren krachten herstelt, zo versterkt de Eucharistie de liefde die in het dagelijks leven de neiging heeft te verzwakken; deze tot leven gewekte liefde bevrijdt ons van dagelijkse zonden. Vgl. Concilie van Trente, 13e Zitting - Decreet over het Sacrament van de Eucharistie, Sessio XIII - Decretum de SS. Eucharistia (11 okt 1551), 4 Door zich aan ons te geven brengt Christus onze liefde tot nieuw leven en stelt Hij ons in staat te breken met onze ongeordende gehechtheden aan de geschapen wereld, om ons aan Hem te hechten:
Christus is uit liefde voor ons gestorven. Daarom vragen wij, telkens als we zijn dood gedenken in het offer, dat Hij ons zijn liefde schenkt door de komst van de Heilige Geest. Met aandrang bidden wij dat door de liefde waarmee Christus zich voor ons heeft laten kruisigen, en door de genade van de Heilige Geest, wij de wereld als gekruisigd mogen beschouwen voor ons, en onszelf laten kruisigen voor de wereld. (...) 'Zo moeten ook wij een nieuw leven leiden' en, nu wij de genade van de liefde ontvangen hebben, sterven voor de zonde en leven voor God. H. Fulgentius van Ruspe, Contra Fabianum. 28,17, vert. Getijdengebed Lect. II,5,90-91
Door dezelfde liefde die zij in ons ontsteekt, behoedt de Eucharistie ons voor doodzonden in de toekomst. Hoe meer wij deel hebben aan het leven van Christus en voortgang maken in onze vriendschap met Hem, hoe moeilijker het ons valt met Hem te breken door de doodzonde. De Eucharistie is er niet op gericht doodzonden te vergeven. Dit is eigen aan het Sacrament van de verzoening. Het is eigen aan de Eucharistie het Sacrament te zijn van hen die zich in volledige gemeenschap met de Kerk bevinden.
De eenheid van het mystieke lichaam: de Eucharistie brengt de kerk tot stand. Zij die de Eucharistie ontvangen, worden nauwer met Christus verbonden. Hierdoor worden zij door Christus met alle gelovigen verenigd tot één enkel lichaam: de Kerk. De Communie vernieuwt, versterkt en verdiept deze inlijving in de Kerk, reeds door het Doopsel verwezenlijkt. In het Doopsel werden wij geroepen één enkel lichaam te worden. Vgl. 1 Kor. 12, 13 De Eucharistie verwezenlijkt deze oproep: "Geeft niet de beker der zegening die wij zegenen, gemeenschap met het bloed van Christus? Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood één is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood" (1 Kor. 10, 16-17):
Als gij het lichaam en de ledematen van Christus zijt, is het uw sacrament dat op de tafel van de Heer ligt: gij ontvangt uw sacrament. Gij antwoordt "Amen" ("Ja, het is zo!") op wat gij ontvangt, en door te antwoorden onderschrijft gij het. Gij hoort het woord: "Lichaam van Christus" en antwoordt: "Amen." Weest dus een lidmaat van Christus opdat uw Amen waarachtig zij. H. Augustinus, Preken, Sermones. 272, vert. uit Lat.
De Eucharistie stelt ons voor verplichtingen tegenover de armen: Om in waarheid het lichaam en bloed van Christus te ontvangen, dat voor ons werd overgeleverd, moeten wij Christus herkennen in de armen, zijn broeders en zusters: Vgl. Mt. 25, 40
Gij hebt geproefd van het bloed van de Heer en gij herkent niet eens uw broeder. Gij onteert deze tafel wanneer gij het u onwaardig acht uw voedsel te delen met wie waardig geacht werd aan deze tafel aan te zitten. God heeft u van al uw zonden bevrijd en heeft u uitgenodigd. En zelfs dan zijt gij niet barmhartiger geworden. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Eerste Brief aan de Korinthiërs, In epistulam i ad Korinthos. 1 Cor. 27,5, vert. uit Gr.
De Eucharistie en de eenheid van de Christenen. De verhevenheid van dit Sacrament doet de heilige Augustinus uitroepen: "O Sacrament van goedheid! O teken van eenheid! O band van liefde"! H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. 26,6,13 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 47 Hoe pijnlijker we de kerkelijke verdeeldheid voelen, waardoor de gemeenschap aan de tafel van de Heer verbroken wordt, des te vuriger klinkt tot de Heer het gebed, dat de dagen van volledige eenheid onder allen die in Hem geloven, mogen terugkeren.
De Oosterse Kerken die niet in volledige gemeenschap zijn met de katholieke Kerk, vieren de Eucharistie met grote liefde. "Deze Kerken hebben ondanks de scheiding ware Sacramenten, vooral echter, op grond van de apostolische opvolging, het Priesterschap en de Eucharistie, waardoor zij met ons nog steeds in zeer nauwe verbinding staan." 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15. vert. uit Lat. Een zekere gemeenschap in sacris, in de Eucharistie dus, "is daarom in geschikte omstandigheden en met toestemming van het kerkelijk gezag niet alleen mogelijk, maar wordt zelfs aangeraden". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 15. vert. uit Lat. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 844. § 3
De kerkelijke gemeenschappen uit de hervorming die van de katholieke Kerk afgescheiden zijn, hebben "vooral door het ontbreken van het Wijdingssacrament, niet het oorspronkelijke en gehele wezen van het eucharistisch mysterie bewaard". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat. Daarom is voor de katholieke Kerk een eucharistische intercommunie met deze gemeenschappen niet mogelijk. Wanneer echter deze kerkelijke gemeenschappen "bij het heilig avondmaal de dood en verrijzenis van onze Heer gedenken, belijden zij, dat het leven bestaat in de gemeenschap met Christus en verwachten zij zijn glorievolle wederkomst". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 22. vert. uit Lat.
Wanneer naar het oordeel van de ordinaris een ernstige nood ertoe dwingt, kunnen katholieke bedienaars de Sacramenten (Eucharistie, Boete, Ziekenzalving) toedienen aan andere Christenen die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk leven, als zij er uit eigen beweging om vragen: zij moeten het katholieke geloof betreffende deze Sacramenten beamen en de juiste gesteltenis bezitten. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 844. § 4