15 augustus 1997
Hoe de eucharistieviering in grote lijnen verloopt, daarover getuigt al in de tweede eeuw de heilige martelaar Justinus. Deze grote lijnen zijn tot op de dag van vandaag voor alle grote liturgische families dezelfde gebleven. Om uit te leggen wat de christen doen, schrijft hij rond 155 het volgende aan de heidense keizer Antonius Pius (138-161):
Op de dag die 'dag van de zon' genoemd wordt, komen alle bewoners zowel van de steden als van het platteland op eenzelfde plaats bijeen.Er wordt gelezen uit de gedenkschriften van de apostelen of de geschriften van de profeten, voor zover de tijd het toelaat.
Wanneer dan de lector de lezing beëindigd heeft, spreekt hij die voorgaat, een woord van vermaning en aansporing om al dat goede in praktijk te brengen.
Vervolgens staan wij allen gezamenlijk op en zenden onze gebeden naar de hemel H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1,67 ; voor onszelf (...) en voor allen die elders zijn. Wij bidden dat wij waardig bevonden zullen worden, nu wij de waarheid hebben leren kennen, door onze goede daden te tonen, dat wij goede burgers zijn, die de wetten gehoorzamen en wij zo de eeuwige zaligheid ontvangen.
Nadat het gebed beëindigd is, groeten wij elkaar met een kus.
Dan wordt aan de celebrant brood en een beker water en wijn gebracht. Nadat hij deze ontvangen heeft, brengt hij lof en eer aan de Vader van het al door de naam van de Zoon en de heilige Geest en hij spreekt een lange dankzegging (Grieks: "eucharistía") uit voor hetgeen wij van Hem mochten ontvangen. Wanneer hij de gebeden en dankzegging heeft beëindigd, zegt heel het aanwezige volk: Amen. (...)
En wanneer de celebrant de dankzegging heeft beëindigd en heel het volk heeft ingestemd, dan geven zij die bij ons diakenen worden genoemd, aan ieder die aanwezig is, van het eucharistische brood en de wijn en het water. Zij brengen het ook aan de afwezigen. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1,65
De liturgie van de Eucharistie verloopt volgens een fundamentele structuur die door de eeuwen heen tot op vandaag bewaard gebleven is. Ze ontvouwt zich in twee grote delen die een wezenlijke eenheid vormen:
De dienst van het woord en de dienst van de Eucharistie vormen samen "één daad van eredienst"; 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 56 de tafel die in de Eucharistie voor ons wordt aangericht, is inderdaad tegelijk die van het woord van God als die van het lichaam van de Heer. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 21
Is dit trouwens ook niet het verloop van het paasmaal dat de verrezen Jezus met zijn leerlingen nuttigde? Onderweg verklaarde Hij hun de Schriften en toen Hij met hen aanlag "nam Hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe". (Lc. 24, 30) Vgl. Lc. 24, 13-35
Allen verzamelen zich. De Christenen komen op eenzelfde plaats samen voor de eucharistieviering. Aan het hoofd staat Christus zelf die de voornaamste handelende persoon van de Eucharistie is. Hij is de hogepriester van het Nieuwe Verbond. Op onzichtbare wijze zit Hij zelf elke eucharistieviering voor. Als diens vertegenwoordiger zit de bisschop of priester (handelend in de persoon van Christus als hoofd) de vergadering van de gelovigen voor, hij neemt het woord na de lezingen, ontvangt de offergaven en zegt het eucharistisch gebed. Allen hebben een actief aandeel in de viering, ieder op zijn manier: de lectoren, zij die de offergaven aandragen, zij die de communie uitreiken, en heel het volk dat zijn deelname uitzegt in het "Amen".
De Liturgie van het Woord bevat "de werken van de profeten", dit is het Oude Testament, en "de gedenkschriften van de apostelen", dit zijn hun brieven en de Evangelies. Na de homilie, die ertoe aanspoort het woord te aanvaarden als het woord van God, Vgl. 1 Tess. 2, 13 wat het in werkelijkheid is, en het in praktijk te brengen, volgen de voorbeden voor alle mensen volgens het woord van de apostel: "Allereerst vraag ik u gebeden, smekingen, voorbeden en dankzeggingen te verrichten voor alle mensen, voor koningen en alle hooggeplaatsten" (1 Tim. 2, 1-2).
De aanbieding van de offergaven (de offerande): men brengt dan, soms in processie, het brood en de wijn naar het altaar, die door de priester, in naam van Christus, opgedragen zullen worden in het eucharistisch offer waar zij tot zijn lichaam en bloed zullen worden. Het is dezelfde handeling als die Christus verrichtte tijdens het laatste avondmaal, "waar Hij het brood en de beker nam". "Alleen de Kerk brengt deze offergave aan de Schepper in een zuivere vorm, doordat zij onder dankzegging aanbiedt wat uit Gods schepping voortkomt". H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. 4,18,4, vert. Getijdenboek Lect. I,2,43-44 Vgl. Mal. 1, 11 Met het aandragen van de offergaven naar het altaar wordt het gebaar van Melchisedek hernomen; hiermee worden de gaven van de Schepper in de handen van Christus gelegd. Hij is het die in zijn offer alle menselijke pogingen om offers te brengen vervolmaakt.
Van oudsher dragen de Christenen, samen met het brood en de wijn voor de eucharistie, ook hun gaven aan, om ze te verdelen onder de behoeftigen, Deze nog steeds gebruikelijke gewoonte van de collecte Vgl. 1 Kor. 16, 1 vindt haar inspiratie in het voorbeeld van Christus, die arm is geworden opdat wij rijk zouden worden: Vgl. 2 Kor. 8, 9
Zij die vermogend zijn en zij die het wensen, geven naar believen wat zij willen. Wat ingezameld wordt, wordt neergelegd bij hem die voorgaat. Hij zorgt dan voor de wezen en de weduwen en voor hen die door ziekte of om een andere reden hulpbehoevend zijn, en ook voor hen die in de gevangenis verblijven en voor de gasten die uit den vreemde aangekomen zijn. In één woord: hij zorgt voor allen die in nood zijn. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1,67,6 (vgl. Getijdenboek Lect II,3,123)
De anafora: met het eucharistisch gebed, een gebed van dankzegging en consecratie, bereiken we het hart en het hoogtepunt van de viering:
In de prefatie brengt de Kerk door Christus in de Heilige Geest dank aan de Vader voor al zijn werken, voor de schepping, de verlossing en de heiliging. Heel de gemeenschap sluit zich vervolgens aan bij de onophoudelijke lofzang die de hemelse Kerk, de engelen en alle heiligen, de driewerf heilige God toezingt.
In de epiklese vraagt zij de Vader zijn Heilige Geest (of de kracht van zijn zegen Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, ex Decr. Sacr. Oec. Conc. Vat. II instauratum, auctoritate Pauli PP. VI promulgatum, ed. typica, Missale Romanum (3 apr 1969). Eucharistisch gebed I, nr. 90, vert. Altaarmissaal (NL) blz. 690; Missaal voor Zon- en Feestdagen (B), 262 te zenden over het brood en de wijn, opdat zij door zijn kracht worden tot lichaam en bloed van Jezus Christus, en opdat zij die aan de Eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn (sommige liturgische tradities plaatsen de epiklese na de anamnese).In het instellingsverhaal stellen de kracht van de woorden en van de handeling van Christus en de kracht van de Heilige Geest, zijn lichaam en bloed onder de gedaanten van brood en wijn, zijn offer dat eens voor altijd op het kruis gebracht werd, sacramenteel tegenwoordig.
Vervolgens gedenkt de Kerk in de anamnese het lijden, de verrijzenis en de glorievolle wederkomst van Christus Jezus; zij draagt aan de Vader het offer van zijn Zoon op, dat ons met Hem verzoent.In de intercessiegebeden brengt de Kerk tot uitdrukking dat de Eucharistie gevierd wordt in gemeenschap met heel de hemelse en aardse Kerk, levenden en doden; in gemeenschap met de herders van de Kerk, de Paus, de plaatselijke bisschop, zijn priesters en diakens, en alle bisschoppen van de gehele wereld met hun kerken.
Op het Gebed des Heren en het breken van het brood volgt de communie, waarin de gelovigen "het brood uit de hemel" en "de beker van het heil" ontvangen, het lichaam en bloed van Christus die zich heeft overgeleverd "ten bate van het leven der wereld" (Joh. 6, 51):
Omdat dit brood en deze wijn, volgens de aloude uitdrukking, "tot Eucharistie gemaakt" (eucharisteithentos) zijn, H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1,65 "draagt dit voedsel bij ons de naam Eucharistie. Niemand anders mag hieraan deelhebben dan hij die gelooft dat onze leer waar is, die gedompeld is in het bad tot vergeving van de zonden en tot wedergeboorte, en die leeft volgens de voorschriften van Christus". H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. 1,66, vert. uit Lat.