• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Omdat in de mysterieuze vereniging van de menswording "de menselijke natuur is aangenomen en niet vernietigd", 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22. § 2, vert uit Lat. is de Kerk in de loop der eeuwen ertoe gebracht de volle werkelijkheid te belijden van de menselijke ziel van Christus met haar activiteiten van verstand en wil en van het menselijk lichaam van Christus. Maar tegelijk hiermee heeft zij er telkens aan moeten herinneren dat de menselijke natuur van Christus werkelijk behoort tot de goddelijke persoon van de Zoon van God, die haar heeft aangenomen. Al wat Hij daarin is en doet, maakt deel uit van "Eén van de Drieëenheid". De Zoon van God laat derhalve zijn mensheid delen in zijn eigen persoonlijke zijnswijze binnen de Drieëenheid. Zo brengt Christus, in zijn ziel evenals in zijn lichaam, op menselijke wijze het goddelijke leven van de Drieëenheid tot uitdrukking. Vgl. Joh. 14, 9.10
Met menselijke handen heeft de Zoon van God gewerkt, met een menselijk verstand heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld en met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Geboren uit de maagd Maria, is Hij werkelijk één van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22. § 2, vert. uit Lat.
De ziel en de menselijke kennis van Christus
Apollinaris van Laodicea stelde dat in Christus het Woord de ziel of de geest vervangen had. Tegen deze dwaling heeft de Kerk beleden dat de eeuwige Zoon ook een menselijke ziel, met verstand begiftigd heeft aangenomen. Vgl. H. Paus Damasus I, Epistula as episeopos orientales
Deze menselijke ziel die door de Zoon van God is aangenomen, is begiftigd met een werkelijk menselijke kennis. Als zodanig kon deze kennis uit zichzelf niet onbeperkt zijn: zij werd gebruikt in de historische omstandigheden van haar bestaan in tijd en ruimte. Daarom heeft de Zoon van God bij zijn menswording het kunnen aanvaarden van "met de jaren toe te nemen in wijsheid en welgevalligheid" (Lc. 2, 52) en van zelfs te moeten vragen naar wat men in het menselijk bestaan door ervaring moet leren. Vgl. Mc. 6, 38. enz. Vgl. Mc. 8, 27. enz. Vgl. Joh. 11, 34. enz. Dat beantwoordde aan de realiteit van het feit dat Hij zich vrijwillig vernederd heeft door het bestaan van een slaaf aan te nemen Vgl. Fil. 2, 7 .
Maar tegelijkertijd bracht deze werkelijk menselijke kennis van Gods Zoon het goddelijk leven van zijn persoon tot uitdrukking. Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Epistolae 10, 39 "Niet van nature, maar door eenwording met het Woord (...) kende en toonde de menselijke natuur van de Zoon van God in zich alles wat op God van toepassing is." H. Maximus Confessor, Questiones et dubia. 66, vert uit Gr. Dat is op de eerste plaats het geval met de diepgaande en directe kennis die de mensgeworden Zoon van God over zijn Vader heeft. Vgl. Mc. 14, 36. enz. Vgl. Mt. 11, 27. enz. Vgl. Joh. 1, 18. enz. Vgl. Joh. 8, 55. enz. De Zoon toonde in zijn menselijke kennis ook het goddelijk vermogen door te dringen in de geheime gedachten van het menselijk hart. Vgl. Mc. 2, 8. enz. Vgl. Joh. 2, 25. enz. Vgl. Joh. 6, 61. enz.

Document

Naam: CATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK
Soort: Catechismus-Compendium
Datum: 15 augustus 1997
Copyrights: © 1997, Libreria Editrice Vaticana
waarin verwerkt niet officiële aanpassing aan de "editio typica"
Bewerkt: 15 december 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
Trefwoordenlijst voor dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test