
15 augustus 1997
Wezenlijk verbonden met de sacramentele natuur van het kerkelijk ambt is zijn karakter van dienstbaarheid. Immers, geheel afhankelijk van Christus die zijn dienaren hun zending en gezag geeft, zijn zij werkelijk "dienstknechten van Christus" (Rom. 1, 1), naar het beeld van Christus die uit vrije wil voor ons "het bestaan van een slaaf" heeft aangenomen (Fil. 2, 7). Omdat het woord en de genade waarvan zij de bedienaren zijn, niet van henzelf, maar van Christus zijn, die hun deze ten dienste van de anderen heeft toevertrouwd, moeten zij uit vrije wil slaaf van allen worden. Vgl. 1 Kor. 9, 19