15 augustus 1997
"Ofschoon God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen die zonder hun schuld het evangelie niet kennen, tot geloof kan brengen "zonder welk het onmogelijk is aan Hem te behagen" (Heb. 11, 6), rust toch op de kerk de plicht om "alle mensen" te evangeliseren en heeft zij daartoe ook het heilig recht". 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7. vert. uit Lat.
"Omdat Christus voor allen gestorven is en omdat de mens slechts één uiteindelijke roeping heeft, namelijk een goddelijke, moeten wij eraan vasthouden dat de heilige Geest allen in staat stelt om, op een wijze die God kent, aan het paasmysterie deel te hebben". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 22. vert. Getijdenboek Lect. I,2,68 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 7 Ieder die zonder het Evangelie van Christus en zijn Kerk te kennen, de waarheid zoekt en de wil van God doet, in de mate waarin deze hem bekend is, kan gered worden. Men mag veronderstellen dat zulke mensen het Doopsel uitdrukkelijk verlangd zouden hebben, indien zij er de noodzakelijkheid van hadden gekend.